Geschiedenis van Sambekistan

Geopoeia
Jump to navigation Jump to search

Hieronder staat de voorlopig definitieve geschiedenis van Sambekistan. In Sambekistan wordt in het algemeen de gezamenlijke jaartelling gebruikt (GJ), maar in religieuze context ook wel de Deukistische (DJ).

Beschrijving

De geschiedenis van het gebied dat tegenwoordig als Sambekistan bekend staat, begint wanneer de Hsue in de 59e eeuw vanuit Gorogir naar het zuidoosten van Demani immigreerden. De Hsue vestigden zich aanvankelijk aan het kustgebied van de Koraezee, maar migreerden geleidelijk naar de binnenlanden. Hier woonden tot dan toe Thandirat en Sambeekse stammen, verder noordwaarts de in de verte aan de Sambeke verwante Thurilische stammen en verder zuidwaarts Thandirat. De Sambeken hingen het Sambeeks Bitheïsme aan, een primitieve cultus die voorzag in mensenoffers, de Thuriliërs hadden hun eigen godsdienst en de nomadische Thandirat pasten zich aan aan de omgeving waarin ze terecht kwamen. De Hsue brachten het Irshanisme, dat zich langzaam westwaarts verspreidde en gedurende enkele eeuwen een belangrijke religie in de regio zou blijven.

Middeleeuwen

Statenvorming

In de Middeleeuwen komen de Maxĩn-Wacamakalit uit het noorden naar Demani afzakken, op de vlucht een invasie van Udumanen die hun oorspronkelijke leefgebied in ontreddering en ontfutseling had achtergelaten. De ontwikkeldere Maxĩn-Wacamakalit vestigen zich in een gebied dat slechts bevolkt wordt door een handjevol Luinbeken, nadat dit broedervolk van de Sambeken kort daarvoor door een epidemie zware verliezen had moeten verwerken, en brengen kennis en technologie met zich mee die een impuls betekenen voor de levensstijl in Demani.

Conflicten tussen de Wacamakalit enerzijds en de inheemse Thuriliërs en Sambeken en ook met de Hsue ontstonden al snel en namen alleen maar toe nadat het Deukisme vanaf de 68e eeuw zijn opmars maakte: in 6741 had de Eerste Grote Wijze Monnik Suqolik met zijn Schrijfselen van Suqolik de basis voor deze godsdienst gelegd, die elementen van het Sambeeks Bitheïsme met elementen van de oorspronkelijke Maxĩn-Wacamakalit-cultus combineerde. Veel Hsue kiezen eieren voor hun geld en migreren noordwaarts langs het Thechunggebergte, terwijl anderen zich over de rest van Taratai verspreiden. De Sambeekse rijkjes klonteren steeds meer aaneen en met name het koninkrijk Qavarŭjt is bij tijd en wijle dominant. Agressieve politiek van deze laatste zorgt aan de kust van de Sambeekse Zee voor de oprichting van het handelsstedenverbond van de Hĕmde, dat tussen 6794 en 7235 bestaat en op zijn hoogtepunt de kusten en zeeën aan de noordkant van Demani en Tai tot aan Sdacudoi beheerste.

Met hulp van de Hĕmde oefent een troepenmacht van Hirriërs in 6828 een invasie uit op Qavarŭjt; de laatste heerser van Sambeekse afkomst, Boqqa Odd, wordt afgezet en de nieuwe Dynastie van het Bloed (Jadosĕ Hĕjmas) weet de meeste andere koninkrijken onder één gezag te verenigen; in 6900 wordt de vereniging bekrachtigd als koning Assa Pŏŏs zich tot Koning van Sambekistan laat kronen. Qavarŭjt en later Sambekistan verkeren geregeld in oorlog met het de Wacamakalit en later het Prins-Karabinaat (zie onder). Een koninkrijk in het zuiden dat lange tijd zijn (relatieve) zelfstandigheid weet te handhaven is dat van Nisurië (Nisuurjt), dat echter in de internationale politiek nauwelijks een rol speelt.

De verspreiding van het Deukisme met name onder de Wacamakalit en de groeiende dreiging der Sambeken zorgt voor de noodzaak ook de Wacamakalit te verenigen. Hier wordt een religieuze draai aan gegeven en aldus wordt het Prins-Karabinaat der Wacamakalit opgericht. De Prins-Karabijn is een wereldlijke heerser die echter een theologische basisstudie moet hebben gevolgd om door de Deukistische monniken in aanmerking te worden genomen om Prins-Karabijn te worden. In de decennia die volgen, breidt het Prins-Karabinaat zich langzaam uit in noordelijke en zuidelijke richting, waar ze Thurilische resp. Thandiratstammen onderwerpen. Ze weten zich echter slechts moeilijk aan de kust te vestigen aangezien daar de Hĕmde dominant is, en lange tijd blijft het Prins-Karabinaat dus vooral actief in het binnenland.

150-jarige Godsdienstoorlog

Vanaf 6938 tot 7088 vindt in Sambekistan de 150-jarige Godsdienstoorlog plaats. Het Irshanisme had in de eeuwen ervoor het Sambeekse Bitheïsme voor een groot deel vervangen als dominante religie in Sambekistan, maar vanuit het Prins-Karabinaat was in de afgelopen eeuw het Deukisme naar binnen komen sijpelen. Ondanks het feit dat het Deukisme in eerste instantie geassocieerd werd met de Wacamakalit (en dus met 'de vijand'), erkenden velen dat het Deukisme gebaseerd was op de traditionele Sambeekse godsdienst, en aldus verspreidde het Deukisme zich in een snel tempo onder een deel van de adel en de gegoedere burgerij. Veel Irshanisten menen eerst dat dit Deukisme een trend is die wel zal overwaaien, maar in 6938 vindt het Dageraadsgericht plaats: in de stad Huurj-Qott wordt een aantal Irshanistische edelen door Deukisten bij elkaar gebracht en onthoofd. Deze daad wordt gezien als het begin van de oorlog. De Irshanisten slaan terug, maar worden teruggedreven wanneer in 6940 de Irshanistische koning vermoord wordt door de Deukistische legerleider Qŭslen Arj, die van 6940 tot 6950 en van 6952 tot 6961 (niet-dynastiek) koning van Sambekistan is. Zijn dood is de laatste natuurlijke; de tegenstelling heeft zich tegen die tijd tot in de (dynastieke) koninklijke familie gewurmd en tot aan 7070 wisselen Deukistische en Irshanistische koningen elkaar af; allen komen door geweld om het leven.

De Irshanisten verliezen echter langzaam terrein. De laatste volledig Irshanistische koning Jsabjăn Soo schenkt daarom in 7019 een eilandje, het huidige Ngyue Ha Bhian Ngan Hyum Hyu , aan het Irshanisme onder de voorwaarde dat het klooster op het eiland intersektarisch zou worden. Zijn jonge opvolger koning Soo X Npăărj (die 2 jaar was toen hij de troon besteeg) is als kind het object van touwtrekkerij tussen Irshanistische en Deukistische edelen die de voogdij op zich willen nemen; als volwassene probeert hij met alle winden mee te varen door zich afwisselend als Irshanistisch en Deukistisch te presenteren, maar na 40 jaar vinden de Deukisten het welletjes en ook hij wordt vermoord. Tegen die tijd is het koninklijk hof Deukistisch en in de drie decennia die volgen, worden de laatste Irshanistische bolwerken in Sambekistan in de kiem gesmoord, kloosters platgebrand of omgevormd tot Deukistische kloosters en Irshanisten in het hele land vervolgd; velen vluchten naar het buitenland.

Koning Ĭqs Merĭ (7068-7070) verklaart ook nog de oorlog aan het zuidelijke koninkrijk Nisurië, dat nog steeds Irshanistisch is, maar zijn dood gooit roet in het eten en zorgt voor kortstondige chaos in de gelederen, waarna zijn opvolger Jklăqe I Leqqas (7070-7102) grote moeite heeft om de oorlog tot een goed einde te brengen: pas in 7081 wordt Nisurië verslagen. In 7090 verklaart de koning dat Sambekistan een Deukistisch land is en dat de oorlog tegen de Irshanisten dus voorbij is (maar in de praktijk rondt men de duur van de oorlog af tot 150 jaar).

Eerste Interbellum

De 150-jarige Godsdienstoorlog liet een verzwakt Sambekistan achter en het Prins-Karabinaat der Wacamakalit maakte van de gelegenheid gebruik om invloed in het koninkrijk te verwerven. Nu Sambekistan Deukistisch was en de Prins(es)-Karabijn der Wacamakalit gezien werd als een hoge publieke vertegenwoordiger van dat Deukisme verbeterden de betrekkingen tussen beide landen, hoewel het Prins-Karabinaat duidelijk economisch en maatschappelijk de overhand had over Sambekistan. Wacamakalit-handelaars en -missionarissen begonnen zich en masse in Sambeeks gebied te vestigen, wat toch voor de nodige conflictsituaties zorgde. De verspreiding van Wacamakalit-handelaars in Sambekistan beïnvloedde ook kuststeden die lid waren van de Hĕmde; via deze verkeeg het Prins-Karabinaat een zekere, hoewel niet dominante machtspositie in dit handelsstedenverbond. De Sambeekse koningen voelden zich ongemakkelijk bij de situatie waarin zij de religieuze overmacht van de Prins-Karabijnen moesten erkennen en koning Jklăqe II Vĕĭlas liet Deukistische geestelijken in 7111 een verklaring opstellen dat de Koning van Sambekistan de plaatsvervanger van Suqolik de Wijze was; bij de kroning van elke volgende koning tot Jpooljdt III Vjurj in 7192 werd deze verklaring herbevestigd.

De politiek in het Prins-Karabinaat werd in de 70ste en 71ste eeuwen gedomineerd door de invloedrijke families Paqa en Tellyktiqeppyk, maar rond het begin van de 72ste eeuw was er een verschuiving van de macht merkbaar richting de opkomende families Hyluxak en Poktukteqeppo. Dat deze verschuiving niet zonder slag of stoot ging, bleek in 7114, toen de burgemeester van Solakin (de hoofdstad van het Prins-Karabinaat), een prominent lid van de Paqa-familie om onduidelijke redenen werd gearresteerd en twee dagen later wegens 'verraad' werd geëxecuteerd. De gebeurtenis leidde tot protest van de Paqa's, waarna in diverse steden schermutselingen ontstonden tussen aanhangers van de 'oude garde' (de Bogen, vanwege het voorkomen van dit wapen in de familiewapens van zowel de Paqa's als de Tellyktiqeppyks) en de 'nieuwkomers' (de Meervallen, vanwege hun hoofddeksel waarvan de tooi aan de vin van een meerval deed denken) die binnen korte tijd uitmondden in de Boogse en Meervalse Twisten en met tussenpozen zouden opleven tot Prinses-Karabijn Xisyla III Calqokky in 7234 middels het Edict van Paqolaqopputiknej de betrokken families onteigende en naar Sambekistan verbande.

Rond 7200 raakt de Sambeekse koninklijke familie in de greep van een crimineel Wacamakalit-syndicaat geleid door de Nunat-familie. Wetten worden aangepast waardoor dit syndicaat in de praktijk vrij spel krijgt zijn handelsimperium uit te breiden. De laatste Sambeekse kuststeden die nog lid waren van de reeds aftakelende Hĕmde raken eveneens in het ongerede door deze ontwikkeling en rond 7220 zijn deze allen uit de Hĕmde getreden en volledig in Sambekistan geïntegreerd. De leider van het syndicaat, Kalalit Nunat, pleegt in 7210 een paleisrevolutie, de Clandestiene Revolutie, waarbij de koninklijke familie uit de weg geruimd wordt. Kalalit Nunat en zijn nazaten vormen de 'Gele Dynastie' (Sambeeks: Qturt Jados, Maxĩn-Wacamakalit: Mewĩcatu) die tot op heden de koningen van Sambekistan levert.

De dynastiewisseling had echter als onbedoeld effect dat de claim dat de Koning van Sambekistan de plaatsvervanger van Suqolik de Wijze was, onder de nieuwe dynastie niet meer hard kon blijven gemaakt worden, daar te veel Deukistische geestelijken hun spirituele band met hun voorgangers in twijfel gingen trekken. Deze groepering, die zich Erdeukisten noemden, stelde ook de legitimiteit van de Prins-Karabijnen der Wacamakalit aan de kaak, wier gedragingen in hun ogen weinig religieus meer waren. De groeiende tegenstelling tussen voor- en tegenstanders van de status quo leidde in 7272 tot de Deukistische Schismaoorlog.

Deukistische Schismaoorlog

De Deukistische Schismaoorlog was een korte oorlog van 'slechts' tien jaar. De Erdeukistische geestelijken wisten in de zestig jaar die aan de feitelijke oorlog voorafgingen hun invloed uit te breiden en de Erdeukisten hadden tegen 7272 strategische positities in heel Sambekistan ingenomen, maar in het Prins-Karabinaat vooral in de periferie. De oorlog brak uit nadat een raadsheer die meende op last van koning Kalalit V te spreken, in de hoofdstad een razzia tegen aanhangers van het Erdeukisme beval. De gebeurtenis had een cascade-effect tot gevolg in zowel Sambekistan als het Prins-Karabinaat en in plaatsen met een dominante Erdeukistische aanwezigheid konden de Deukistische wereldlijke machthebbers vrij eenvoudig aangehouden worden, terwijl de geestelijke Deukisten werden opgesloten in hun tempels en kloosters. In plaatsen waar de situatie ingewikkelder was, ontstonden schermutselingen die steeds heviger werden. Koning Kalalit V beval de ontzetting van Qĭqaotj, hoewel dit meer bedoeld was om de orde ter plaatse te herstellen dan als oorlogshandeling tegen de Erdeukisten, en slaagde hier zonder al te veel problemen in, waarna de Sambeekse hoofdstad voor de rest van de oorlog van krijgsgeweld gevrijwaard bleef. De strijd ging echter op diverse plaatsen in het land verder.

In het Prins-Karabinaat ging het er overigens heftiger aan toe: vanuit de grensgebieden probeerden Erdeukistische troepen een opmars te maken naar de hoofdstad Solakin om daar Prins-Karabijn Xacala XIII af te zetten, maar zonder veel succes. Steun voor de Erdeukisten in het Prins-Karabinaat kwam er vanuit onverwachte hoek: in 7276 deed de Sambeekse koning Kalalit V afstand van de notie dat hij de Plaatsvervanger van Suqolik de Wijze zou zijn, waarmee de Erdeukisten in Sambekistan hun doelen bereikt hadden en de traditionele Deukisten geen doel meer hadden om na te streven, aangezien hun koning niet meer meewerkte. Na enkele dagen van religieuze bezinning en onderhandelingen om de nieuwe religieuze machtsverdeling in Sambekistan voet aan de grond te laten krijgen, liet de koning verklaren dat Xacala XIII Kojpmeqis de Prins-Karabijn der Wacamakalit een schande vormde jegens Deukisten wereldwijd en onrein was in het aangezicht van de Goden, en alle gelovigen oproepen een einde te maken aan de wanvertoning opdat de Prins-Karabijn kon worden Vergeten. Sambekistan verklaarde vervolgens de oorlog aan het Prins-Karabinaat.

De proclamatie van de koning had wel het effect dat de verontwaardiging over Xacala XIII onder diens onderdanen groeide, maar de macht van de Prins-Karabijn was sterk genoeg om althans in de centrale bolwerken Solakin, Xotely, Mala en zelfs Cunnytepy en alles ten noorden en zuidoosten daarvan de orde zonder veel moeite te bewaren. Het uiterste westen van het Prins-Karabinaat (Atolin, Lustely, ...) kon vrij snel door Sambeekse troepen ingenomen worden, maar daarna stagneerde de oorlog. Strijd speelde zich hoofdzakelijk af langs de frontlijn Kalto-Mala-Puwajaty, aan weerszijden werden steden belegerd en ingenomen en weer opgegeven, en na twee jaar was er nauwelijks vooruitgang geboekt. De Prins-Karabijn stuurde een gezant om de onmiddellijke staking van de gevechtshandelingen te eisen en een herstel van de grenzen van voor 7276 alsook de inlijving van de twee Sŏvar-eilanden (de twee grote eilanden waarop Duwkipjĕ en Vĭloqqas etc liggen) door het Prins-Karabinaat.

De Sambeekse koning Hypolyt IV (Kalalit V was het jaar ervoor overleden) had echter juist onderhandelingen gevoerd met Thurilische krijgsheren die in het noorden van het Prins-Karabinaat woonden en zich tot dat moment als niet-Deukisten buiten de oorlog hadden gehouden. De Thuriliërs gingen ermee akkoord zich in de oorlog te betrekken, maar hoewel het door de Prins-Karabijn beheerste gebied nu vanuit het noorden slonk, bleef de frontlinie tussen het Prins-Karabinaat en Sambekistan intact. Na overleg met de geestelijk leiders van het (Er)Deukisme in Sambekistan besloot de koning het over een andere boeg te gooien: in de maanden die volgden werden de geestelijke leiders van het Deukisme in het Prins-Karabinaat een voor een ontvoerd en vervangen door Erdeukisten. Toen Prins-Karabijn Xacala XIII in 7280 overleed, werd de benoeming van een opvolger door de nieuwe Erdeukistische meerderheid geblokkeerd, waarna het land in een machtsvacuum terechtkwam en genoeg verzwakte de oorlog te verliezen, waarna het zuidelijke deel door Sambekistan werd ingelijfd, terwijl het noordelijke deel onder het gezag van de Thurilische krijgsheren kwam te staan.

De Erdeukisten benoemden vanaf 3676 DJ een Karabijn als hoofd van de kerk en de koningen van Sambekistan werden in ruil tot Hoogste Beschermer van het Geloof gebombardeerd. Deukisme trok zich vanaf dat moment steeds meer terug en wijdde zich meer aan studie en spiritualisme, terwijl Erdeukisme het land voorzag van pracht en praal en zich aan het hof manifesteerde bij de veelvuldige kroningen van nieuwe koningen.

Tweede Interbellum

Dit is niet echt een Interbellum, aangezien in deze periode de frequente Oechse Oorlogen met Dogau plaatsvinden.

Sambekistan in de Grote Oorlog

Referencearrow.png Hoofdartikel: Sambeekse Oorlog

Moderne Tijd

Na de val van het Misoonse Rijk in 7429 bleef Sambekistan in chaos en ontreddering achter. Veel steden waren leeggelopen en lagen er verlaten bij, terwijl de dorpen in de frontlinies veelal platgebrand waren. Overlevenden hadden zich teruggetrokken in de bergen in Nisuurjt of in het dunbevolkte zuidoosten, dat nagenoeg onbeschadigd door de oorlog was gekomen. De weinige Misoonse soldaten die in Sambekistan achtergebleven waren, dwaalden zonder bevelhebbers doelloos rond en vormden criminele bendes die de achtergebleven lokale bevolking teisterden. Waar er nog machthebbers waren, probeerden die de orde te herstellen, maar in eerste instantie zonder veel succes. Toen het bericht kwam dat de oorlog voorbij was, begonnen velen terug te keren naar hun oorspronkelijke leefgebied. Wie zich meester wist te maken van schaarse producten of van een ongehavend stukje grond moest er op rekenenn dat geregeld met hand en tand te moeten verdedigen.

De koninklijke familie bood in eerste instantie niet de geruststelling en de hoop die het volk nodig had. Gedurende de Misoonse overheersing was het niet altijd duidelijk wie er precies koning waren; de familie was door de oorlog gesplitst in een deel dat gevangen zat in Avalgo en een deel dat ondergedoken zat in Nisuurjt. Bericht over de dood van koning Siqepit VII in 7417 in Avalgo had weliswaar de familie in Nisuurjt bereikt, maar het was moeilijk nagaan wie er nog leefde en wie het oudste lid van de familie was. De leden in Nisuurjt hadden de nieuwe koning onder de aanwezigen vastgesteld en deze oplossing was in 7427 door de andere leden van de familie aanvaard. In 7426 was derhalve op 86-jarige leeftijd koning Kalalit IX aangetreden, die na de val van het Misoonse Rijk niet in staat bleek de juiste beslissingen te nemen en vertrouwde op adviseurs die het 'te gevaarlijk' vonden om al terug te keren naar de hoofdstad. De koning en zijn entourage bleven dus in Nisuurjt zitten waar ze zaten.

In 7431 had een jonger lid van de koninklijke familie, de toen 32-jarige Suqolik Nunat, Prins van de Eerste Tak van Nunat en afstammeling van koning Kalalit VII (7316-7321) en koning Kalalit V (7244-7277), genoeg van deze situatie en verliet Nisuurjt om een campagne te starten om soldaten te ronselen voor een nieuw Sambekistaans leger. Veel Misoonse soldaten sloten zich hierbij aan, alsook veel boeren die in de oorlog huis en haard verloren hadden. Dit nieuwe leger trok door het land en wist de ballorige, baldadige en balsturige gebieden opnieuw aan het gezag van de koning te onderwerpen. Prins Suqolik wist ook de Orde van Nĕĭvel op zijn hand te krijgen, die namens de koninklijke familie de nodige druk kon uitoefenen op tegenstanders om zich te schikken in de nieuwe situatie. Dit alles leidde in 7434 tot de Acte van Qĭqaotj, dat de huidige staatsinrichting van Sambekistan vaststelde en de functie van Koning-Stadhouder in het leven riep, een soort uitvoerende macht in naam van de Koning. Suqolik Nunat wordt de eerste Koning-Stadhouder.

In 7435 had het Congres van Mistel plaats, waarop de kaart van Taratai opnieuw werd vastgesteld. Vertegenwoordigers van de Sambekistaanse monarchie probeerden de recente successen van de Koning-Stadhouder om een nieuwe militaire macht op te bouwen door achtergebleven ronddolende en plunderende Misoonse soldaten in te lijven in een semi-professioneel Sambekistaans nationaal leger, aan het Congres te verkopen als bewijs dat het Sambekistan van vóór de oorlogen goede kansen had om terug een stabiele eenheidsstaat te worden. Deze tactiek leek tijdens het congres te slagen, ware het niet dat er halverwege de onderhandelingen een later aangekomen Wacamakalitdelegatie spreektijd verzocht om de positie van de Wacamakalit uit de doeken te doen, die ooit als Prins-Karabinaat een succesvolle eigen staat hadden. Hoewel het congres het herstel van het Prins-Karabinaat verwierp op de religieuze grond (hoewel de niet-Deukistische meerderheid zich waarschijnlijk nauwelijks in het Deukisme verdiept heeft) dat het Deukisme reeds een Karabijn had die ook de belangen van de Sambeken vertegenwoordigde, werden op last van het congres, als compromis, de twee Sambekistaanse Gouwen in het leven geroepen, waarvan de Oostgouw een soort antwoord was op het Wacamakalit-verzoek het Prins-Karabinaat te herstellen; in feite werd Sambekistan hierdoor in theorie een dubbelmonarchie, hoewel het land in de praktijk gewoon één centraal geregeerd land bleef.

Tussen 7440 en 7443 kampte de Koning-Stadhouder met het Adellijk Geraas: oude adellijke families streden onderling om het terugkrijgen van de bezittingen waar ze historisch recht op zouden hebben, maar doordat tijdens de Misoonse Oorlog talloze oorkonden waren zoekgeraakt, waren er grote onduidelijkheden en een aantal opportunistische families eisten meer gebieden op dan waar ze in werkelijkheid waarschijnlijk recht op zouden hebben gehad. Wapens werden weer opgepakt en de situatie dreigde weer uit de hand te lopen, maar de Koning-Stadhouder stak hier een stokje voor middels de Bedwinging der Edelen, een militaire campagne die plaatsvond tussen 7443 en 7447, waarin de gebieden van het merendeel van de adellijke families (met name van de families die betrokken waren bij het Adellijk Geraas) werden onteigend. De onteigening van de adellijke landen leverde de Sambekistaanse schatkist behoorlijk wat geld op aan jaarlijkse rente, maar zorgde her en der voor economische instabiliteit, aangezien gemaakte afspraken over erfenissen, aankopen en uitwisselingen ongeldig verklaard werden, wat een algemene onzekerheid teweeg bracht ten aanzien van de kredietwaardigheid van de getroffen adellijke families. Deze families verloren met hun land de relatieve onafhankelijkheid die ze zelfs ten aanzien van de koninklijke familie hadden, en verwerden tot afhankelijke adel die tot voornaamste taak had de staat op een bureaucratische manier te dienen. Van de 42 adellijke families met landerijen bleven er zeven over: de Tuskschappen Nisuurjt en Qjejqe, de Putinaten Ajkos en Vivilăq, en de Hertogdommen Awmyl, Kalto en Wakaj.

In 7449 stierf koning Latĩ II en werd opgevolgd door koning Xalkĩ V (*7364). Waar de vorige koningen de Koning-Stadhouder relatief ongemoeid hadden gelaten, bleek koning Xalkĩ V aanmerkelijk beter geïnformeerd over staatszaken en in de eerste drie jaar van het bewind van de nieuwe koning heeft de Koning-Stadhouder zich terughoudender moeten opstellen dan hij gewend was, tot zijn eigen chagrijn.

Overzicht gebeurtenissen

DEZE LIJST ZOU WELLICHT GEÜPDATET MOETEN WORDEN.

Jaar Gebeurtenissen
59e eeuw Het Hsue-Volk vestigt zich in het zuidoosten van wat nu Sambekistan is. (Uitvinden wat ze daar deden: zijn er restanten?). Sommige Sambeekse en Thandiratstammen werden door hen bekeerd tot het Irshanisme, dat gedurende vijf eeuwen een niet onbelangrijke religie in de regio zou blijven.
66e eeuw De Wacamakalit trekken het gebied in (vanuit het ontvolkte S̗iyaǝngaxhuiɂu?) en duwen de inheemse Sambeken zuidwaarts.
6741 In Wacamakalitgebied leefde de Eerste Grote Wijze Monnik Suqolik die met zijn Schrijfselen van Suqolik de grond legde voor het Deukisme.
ca. 6750 De meerderheid der Hsue trekken weg uit het zuidoosten om zich in S̗iyaǝngaxhuiɂu te vestigen. Enkele kleine gemeenschappen blijven achter, terwijl anderen zich met Wacamakalit en Thandirat vermengen.
tot 6824 Het gebied dat nu Sambekistan genoemd wordt, is verdeeld in kleine koninkrijkjes. Onder deze rijkjes is het Sambeekse koninkrijk Qavarŭjt bij tijd en wijle dominant. Een ander 'rijk' is de Hĕmde, een door Sambeekse kuststeden gedomineerd handelsverband dat tussen 6794 en 7235 bestaat en prominente uitvalsbases heeft aan de kusten van de Sambeekse Zee en profiteert van de frequente binnenlandse troebelen tussen de Sambeken en de Wacamakalit om invloed uit te oefenen op beide gebieden.
6828 Een buitenlandse leider neemt de macht over in Qavarŭjt. Onder zijn leiding en zijn opvolgers (de Dynastie van het Bloed, SB 'Jadosĕ Hĕjmas', MW 'Jatu qaqak Likto') worden de andere Sambeekse koninkrijken onder een gezag verenigd. Frequente oorlogen met de Wacamakalit volgen.
6858 Onder het zich verspreidende Deukisme en als reactie op de groeiende dreiging der Sambeken worden de Wacamakalit verenigd onder het Prins-Karabinaat der Wacamakalit. De Prins-Karabijn is een wereldlijke heerser die echter een theologische basisstudie moet hebben gevolgd om door de Deukistische monniken in aanmerking te worden genomen om Prins-Karabijn te worden. In de decennia die volgen, breidt het Prins-Karabinaat zich langzaam uit in noordelijke en zuidelijke richting, waar ze Thurilische resp. Thandiratstammen onderwerpen.
6900 Koning Assa Pŏŏs van Qavarŭjt laat zich tot Koning van Sambekistan kronen.
6938 tot 7088 De 150-jarige Godsdienstoorlog in Sambekistan tussen aanhangers van het Irshanisme en Deukisme die uiteindelijk ten koste gaan van het Irshanisme. In deze periode schenkt de Irshanistische Sambeekse koning Jsabjăn Soo (7015 - 7024) een eilandje aan het Irshanisme. De oorlog verzwakt Sambekistan, en Wacamakalit-'kolonisten' maken van de gelegenheid te gebruik om zich in Sambeeks gebied te vestigen. Het politieke centrum van Sambekistan wordt geleidelijk gemengd.
7210 Kalalit Nunat, de leider van een crimineel Wacamakalit syndicaat die de vorige dynastie chanteerde en anderszins onderdrukte, pleegt de Clandestiene Revolutie waarbij de vorige koninklijke familie uit de weg geruimd werd en nooit meer is teruggevonden. Kalalit Nunat en zijn nazaten vormen de Gele Dynastie (SB 'Qturt Jados', MW 'Mewĩcatu') die tot op de dag van vandaag de koningen levert.
7272 tot 7282 Deukistische Schismaoorlog. De dynastiewisseling van 7210 had als onbedoeld effect gehad dat de claim dat de Koning van Sambekistan de plaatsvervanger van Suqolik de Wijze was, onder de nieuwe dynastie niet meer hard kon blijven gemaakt worden, daar te veel Deukistische geestelijken hun spirituele band met hun voorgangers in twijfel gingen trekken. Deze groepering, die zich Erdeukisten noemden, stelde ook de legitimiteit van de Prins-Karabijnen der Wacamakalit aan de kaak, wier gedragingen in hun ogen weinig religieus meer waren.

De tegenstelling in het Deukisme leidde in 7272 GJ tot de Deukistische Schismaoorlog, die tien jaar zou duren. De Sambekistaanse koningen Kalalit V, Hypolyt IV en Siqepit I zagen echter hun kans om het Prins-Karabinaat een zware slag toe te brengen, sloten een akkoord met lokale Thurilische krijgsheren in het noorden van het Prins-Karabinaat, waardoor de oorlog zich ontpopte als een strijd van iedereen tegen het Prins-Karabinaat. Het in eerste instantie sterkere Prins-Karabinaat wist enkele jaren stand te houden, maar het overlijden van Prins-Karabijn Xacala XIII Kojpmeqis in 7280 GJ leidde tot een machtsvacuum, aangezien de verkiezing van een opvolger geblokkeerd werd door Erdeukistische monniken en er aldus geen vereiste meerderheid gevormd kon worden. Het Prins-Karabinaat kwam in 7282 GJ ten val en werd deels opgeslokt door Sambekistan, terwijl de rest onder gezag van Thurilische krijgsheren kwam te staan.
De Erdeukisten benoemden vanaf 3676 DJ een Karabijn als hoofd van de kerk en de koningen van Sambekistan werden in ruil tot Hoogste Beschermer van het Geloof gebombardeerd. Deukisme trok zich vanaf dat moment steeds meer terug en wijdde zich meer aan studie en spiritualisme, terwijl Erdeukisme het land voorzag van pracht en praal en zich aan het hof manifesteerde bij de veelvuldige kroningen van nieuwe koningen.

vanaf 7290 Het wegvallen van het Prins-Karabinaat als vaste sparringpartner leidt in Sambekistan tot een opleving van de handel en een impuls van culturele expressie; de Gouden Eeuw van Sambekistan. Veel met name Wacamakalit kantongraven en burgerij vinden de conservatieve macht van de monarchie en de adel maar niks en proberen zich steeds meer macht toe te eigenen, wat leidt tot strubbelingen. In dezelfde periode focust Sambekistan zich op de hegemonie over het gebied wat nu Uhh is; met Dogau worden tot in de 75e eeuw diverse oorlogen over dit gebied uitgevochten.
7410-7427 Dogau valt Uhh binnen, dat op dat moment door Sambekistan wordt geregeerd. De legers van Dogau zijn echter te zwak voor de Sambekistaanse en Sambekistan dreigt met gebiedswinst uit de strijd te komen. Dogau sluit echter een akkoord met het Misoonse Rijk (dat in de jaren daarvoor Thurilië al veroverd had) en in de zes jaar die volgen wordt Sambekistan (althans vooral het dichterbevolkte westen) door Dogau en het Misoonse Rijk veroverd. Vanaf 7418 raken Dogau en het Misoonse Rijk op hun beurt in oorlog met elkaar, en vanaf dat moment annexeert het Misoonse Rijk ook Dogaus Sambekistan.
7427 Het Misoonse Rijk is verslagen. De weinige Misoonse soldaten die in Sambekistan achterbleven, dwalen zonder bevelhebbers doelloos rond en vormen criminele bendes die de locale bevolking teisteren. Locale machthebbers proberen de orde te herstellen, maar slagen daar maar gedeeltelijk in.
7431 Suqolik Nunat (*7399), nazaat van koning Kalalit VII, ontsnapt uit zijn paleis-gevangenis en begint soldaten te ronselen voor een professioneel nationaal Sambekistaans leger. Veel Misoonse soldaten sluiten zich hierbij aan. Dit nieuwe leger trekt het land door en weet de balsturige gebieden opnieuw in te lijven.
7434 Acte van Qĭqaotj die de huidige staatsinrichting van Sambekistan vaststelt en Suqolit Nunat als Koning-Stadhouder benoemt in plaats van de Koning.
7435 Congres van Mistel: de huidige grenzen van Sambekistan worden internationaal vastgesteld en bekrachtigd. Vertegenwoordigers van de Sambekistaanse monarchie probeerden de recente successen van koning-Stadhouder Suqolik Nunat om een nieuwe militaire macht op te bouwen door achtergebleven ronddolende en plunderende Misoonse soldaten in te lijven in een semi-professioneel Sambekistaans nationaal leger, aan het congres te verkopen als bewijs dat het Sambekistan van vóór de oorlogen goede kansen had om terug een stabiele eenheidsstaat te worden. Deze tactiek leek tijdens het congres te slagen, ware het niet dat er halverwege de onderhandelingen een later aangekomen Wacamakalitdelegatie spreektijd verzocht om de positie van de Wacamakalit uit de doeken te doen, die ooit als Prins-Karabinaat een succesvolle eigen staat hadden. Hoewel het congres het herstel van het Prins-Karabinaat verwierp op de religieuze grond (hoewel de niet-Deukistische meerderheid zich waarschijnlijk nauwelijks in het Deukisme verdiept heeft) dat het Deukisme reeds een Karabijn had die ook de belangen van de Sambeken vertegenwoordigde, werden op last van het congres, als compromis, de twee Sambekistaanse Gouwen in het leven geroepen, waarvan de Oostgouw een soort antwoord was op het Wacamakalit-verzoek het Prins-Karabinaat te herstellen; in feite werd Sambekistan hierdoor in theorie een dubbelmonarchie, hoewel het land in de praktijk gewoon één centraal geregeerd land bleef.

Heerserlijsten

Koningen en koninginnen van Qavarŭjt (Ligusterdynastie)

In 6683 wordt Sujdĕrit Soo, Heer van Qavarŭjt, door Bitheïstische priesters gekroond tot koning. De laatste Sambeekse heerser van Qavarŭjt, Boqqa Odd, wordt in 6828 door een buitenlandse invasie verdreven en vermoord.

GJ naam SB
6683 - 6689 Sujdĕrit Soo
6689 - 6704 Akŭrjve Leqqas
6704 - 6713 Soo I Maqbot
6713 - 6744 Ŭŭjqeri Vĕĭlas
6744 - 6768 Soo II Eppĕrjteq
6768 - 6779 Soo III Soo
6779 - 6783 Qosti Lŏjdta (v)
6783 - 6828 Boqqa Odd

Koningen van Qavarŭjt en Sambekistan (Dynastie van het Bloed)

De Hirrische dynastie die in 6828 in Qavarŭjt de macht overneemt, weet het rijk verder uit te breiden. In 6900 wordt het Koninkrijk Sambekistan gesticht door koning Assa Pŏŏs. Tussen 6938 en 7088 raakt Sambekistan in de ban van de 150-jarige Godsdienstoorlog tussen het Irshanisme en het Deukisme, een strijd die tot binnen de koninklijke familie wordt uitgevochten: tussen 6950 en 7070 sterft alleen de niet-dynastieke koning Qŭslen Arj een natuurlijke dood. De laatste koning van deze dynastie, Jpooljdt III Vjurj, wordt gemanipuleerd door een crimineel Wacamakalit-syndicaat, de leider van welke laatste hem uiteindelijk uit de weg ruimt en zelf de troon bezet.

GJ naam SB
6828 - 6850 Dsdaarj I Pŏŏs
6850 - 6859 Dsdaarj II Soo
6859 - 6891 Soo IV Qeq
6891 - 6894 Bwjrooq Ĭqs
6894 - 6913 Assa Pŏŏs
6913 - 6919 Soo V Assa
6919 - 6940 Dsdaarj III Taljqus
GJ naam SB
6940 - 6950 Qŭslen Arj (niet dynastiek, 1e keer)
6950 Soo VI Merĭ
6952 - 6961 Qŭslen Arj (niet dynastiek, 2e keer)
6961 - 6997 Soo VII Taljqus
6997 - 7005 Soo VIII Bolŭqj
7005 - 7009 Tjsărra Jqsĕqe (v)
7009 - 7010 Soo IX Ĭqs
GJ naam SB
7010 - 7015 Dsdaarj IV Riss
7015 - 7024 Jsabjăn Soo
7024 - 7065 Soo X Npăărj
7065 - 7068 Qĕlleti I Assa
7068 - 7070 Ĭqs Merĭ
7070 - 7102 Jklăqe I Leqqas
7102 - 7118 Jklăqe II Vĕĭlas
GJ naam SB
7118 - 7134 Jpooljdt I Odd
7134 - 7157 Qĕlleti II Ruq
7157 - 7168 Jpooljdt II Qŭslen
7168 - 7173 Qĕlleti III Ĭqs
7173 - 7192 Jklăqe III Qeq
7192 - 7210 Jpooljdt III Vjurj

Koningen van Sambekistan (Gele Dynastie)

Kalalit Nunat, leider van een crimineel Wacamakalit syndicaat, pleegt de Clandestiene Revolutie waarbij de vorige koninklijke familie uit de weg geruimd wordt en nooit meer teruggevonden.

GJ naam SB naam MW
7210 - 7244 Qĕlleti IV Arj Kalalit IV
7244 - 7277 Qĕlleti V Qĕlleti Kalalit V
7277 - 7280 Jpooljdt IV Ĭqs Hypolyt IV
7280 - 7293 Seqvĕpjt I Qeq Siqepit I
7293 - 7295 Seqvĕpjt II Akŭrjve Siqepit II
7295 - 7304 Seqvĕpjt III Boqqa Siqepit III
7304 - 7307 Qĕlleti VI Akŭrjve Kalalit VI
7307 - 7316 Jtlaapm I Ĭqs Talapmit I
7316 - 7321 Qĕlleti VII Ĭqs Kalalit VII
GJ naam SB naam MW
7321 - 7327 Jtlaapm II Qĕlleti Talapmit II
7327 - 7330 Seqvĕpjt IV Vĕĭlas Siqepit IV
7330 - 7332 Jklăqe IV Pŏŏs Xalkĩ IV
7332 - 7342 Pĭĭjtj Qĕlleti Pytĩ
7342 - 7344 Qeljte I Lăăth Kiltĩ I
7344 - 7356 Jtlaapm III Jpooljdt Talapmit III
7356 - 7358 Seqvĕpjt V Lăăth Siqepit V
7358 - 7359 Puljmiq Qeq Pulimyk
7359 - 7363 Puutjqĭniq Assa Putuconyk
GJ naam SB naam MW
7363 - 7369 Lăăth I Assa Latĩ I
7369 - 7370 Lete I Qĕlleti Litĩ I
7370 - 7381 Jtlaapm IV Qeljte Talapmit IV
7381 - 7391 Seqvĕpjt VI Akŭrjve Siqepit VI
7391 - 7394 Jpooljdt V Ĭqs Hypolyt V
7394 - 7404 Lete II Pŏŏs Litĩ II
7404 - 7415 Qĕlleti VIII Jpooljdt Kalalit VIII
7415 - 7417 Seqvĕpjt VII Qeljte Siqepit VII
7417 - 7426 Sŭqvĭleq I Qĕlleti Suqolik I
GJ naam SB naam MW
7426 Seqvĕpjt VIII Puljmiq Siqepit VIII
7426 - 7436 Qĕlleti IX Qeq Kalalit IX
7436 - 7439 Qeljte II Qeq Kiltĩ II
7439 - 7442 Sŭqvĭleq II Jpooljdt Suqolik II
7442 - 7449 Lăăth II Qĕlleti Latĩ II
7449 - nu Jklăqe V Assa Xalkĩ V

Prins-Karabijnen der Wacamakalit

Referencearrow.png Hoofdartikel: Prins-Karabinaat der Wacamakalit