Zidranisme

Geopoeia
Jump to navigation Jump to search
En.gif

Zidranisme (ook wel geschreven als "Ƨidranisme") of Šri Tʼa (ꡲꡚꡞ ꡩ) is een levensbeschouwing op Ārdra, vernoemd naar de (mythische) stichter Zidrani, in het Zandisch Šri (ꡲꡚꡞ) geheten ('Šri Tʼa' betekent letterlijk 'de leer van Šri'). Het centrale probleem in het Zidranisme (zoals in de meeste religies) is de angst voor de dood, door Zidrani "het grote lijden" genoemd. Het Zidranisme werd naar Ārdra gebracht door voorouders van de Ptah, Draviŋyaya en Hakuriërs. Traditioneel waren (en zijn) er drie hoofdstromingen ('sektes') in het Zidranisme en alledrie zijn vertegenwoordigd op Ārdra. Het eerste klooster op Ārdra werd gesticht door een kleine groep volgelingen van de oudste van die drie sektes in het jaar 38 NT in Čīn Moa Hsu en bestaat nog steeds. Waarschijnlijk bestond er al eerder een tempel (onder controle van het Conglomeraat) in de eerste vestigingsplaats (d.w.z. in de omgeving van de landingsplaats), maar deze is in de onlusten omstreeks 38 NT verwoest.


Zidranisymb.png
Zidranisme
filosofie/religie op Ārdra
aanhangers: ca. 2 miljoen (?)
meerderheid in: ŠTWND, HHA
belangrijke minderheid in: , ...

stichter: Zidrani (શાદ્રના)
teksten: Šria Dzu Zu en Šri Tʼaa Hü Gan
stromingen: Kwan Řu Nä, Wē Don Nä,
Ko Hsi Nä, Fikowamıxi

bronnen

De belangrijkste bronnen m.b.t. geschiedenis en doctrines van het Zidranisme zijn Šri Tʼaa Hü Gan (ꡲꡚꡞ ꡩꡱꡖ ꡯꡬ ꡥꡱ, Zandisch; 'Filosofie van het Zidranisme') en Šria Dzu Zu (ꡲꡚꡞꡖ ꡊꡕꡟ ꡕꡟ, Zandisch; 'Woorden/gezegden van Zidrani'). Šri Tʼaa Hü Gan is een wetenschappelijke verhandeling over Zidranistische filosofie ongeveer 750 Ārdratische jaren geleden geschreven door Qho Šun Ta (ꡅꡡ ꡚꡟꡱ ꡈ) op Memarasme en is als nummer 43 van De 50 Boeken van Memarasme geprint en herdrukt sinds kolonisatie van Ārdra. Šria Dzu Zu is een verzameling teksten toegeschreven aan Zidrani en een aantal van zijn volgelingen (Kwan Řu Nä en Wē Don Nä), zogenaamde "zidra" (Zandisch: Šrä). De thans beschikbare versie is gebaseerd op de incomplete restanten van boeken die immigranten op Ārdra (waaronder mogelijk een Zidranistische priester) in hun persoonlijke bezittingen hadden meegenomen.

De bekendste tekst in Šria Dzu Zu is de "Zidra van Giyanadri" (Zandisch: Gwan Rqia Šrä), genoemd naar de tempel die genoemd wordt in de openingszin. De openingsalinea luidt als volgt:

De wegstervende echo’s van de grote gong van de tempel van Giyanadri herinneren aan de impermanentie van alle dingen. De verwelkende bloemen die van de bloesembomen neerdwarrelen leren de waarheid dat zelfs de rijken en machtigen tenonder gaan. Niets blijft, alles verdwijnt, de wereld is als stof in de wind.

("Zidra" is een Hirama term voor een tekst die traditioneel wordt toegeschreven aan Zidrani of één van zijn vroege volgelingen. Sommige zidra zijn echter (vermoedelijk) pas vele eeuwen later geschreven. De enige bewaard gebleven zidra zijn die in een Zandische vertaling in restanten van Šria Dzu Zu.)

geschiedenis en hoofdstromen

Zidrani

Volgens de overlevering leefde Zidrani (શાદ્રના in het Hirama(en) schrift) ongeveer 2500 jaar OT voor kolonisatie van Ārdra in het land Nagrajina in Memarasme. (In een voetnoot in Šri Tʼaa Hü Gan wordt verwezen naar studies die op basis van historisch en archeologisch onderzoek in twijfel trekken dat Zidrani daadwerkelijk bestaan heeft, maar dit wordt hier verder buiten beschouwing gelaten.) De periode waarin de al dan niet historische Zidrani (of wellicht pseudo-Zidranis) leefde was een periode van oorlogen, hongersnoden, en andere elende in Nagrajina, en de bestaande religies waren in zijn ogen onvoldoende in staat om – in die situatie – relevante antwoorden te bieden. Meest centrale probleem volgens Zidrani was (en is) angst. Angst leidt tot stress en ongeluk in tweeërlei zin: een leven in angst is een ongelukkig leven, en angst vertroebelt de geest en leidt daardoor tot verkeerde beslissingen, die op hun beurt tot spijt – of erger – leiden.

Angst komt in twee vormen: de angst iets onaangenaams te krijgen en de angst om iets waaraan men gehecht is te verliezen. Een voorbeeld van de eerste angst is de angst voor pijn. Angsten van de tweede soort waren voor Zidrani echter veel fundamenteler. Volgens Zidrani is alles impermanent; niets is blijvend. Dit betekent dat de angst van de eerste soort een angst is voor iets dat hoe dan ook vroeger of later weer verdwijnt; het is een angst voor een tijdelijke onaangenaamheid. De angst van de tweede soort onstaat echter juist direct uit de impermanentie: niets is blijvend en alles waar men aan gehecht is verdwijnt op en duur; de angst van de tweede soort is voor permanent, definitief verlies. En de grootste angst, waarbij alle andere angsten bijna in het niet vallen, is de angst voor het verlies van het leven, de angst voor de dood. Deze angst, omdat het de grootste, diepste, en meest fundamentele angst is, werd door Zidrani ook wel het grote lijden genoemd.

De angst voor de dood is geen angst voor biologische dood, voor de dood van het lichaam, maar voor persoonlijke dood, voor de (definitieve) beëindiging van het zelfbewustzijn. Dit werpt echter de vraag op wat dat zelf, dat bewustzijn, die persoon is. Wat eindigt er nu eigenlijk precies?

Volgens Zidrani is er geen enkel constant element in een 'zelf'. Een kind van 3 jaar oud en een oude man van 70 (67 jaar later) kunnen 'dezelfde persoon' zijn zonder dat ze ook maar iets gemeenschappelijk hebben. De 'zelf', de persoon, is een bundel van herinneringen samengebonden in een causal verband, een constructie. De 'zelf' is geen ding, niet iets dat werkelijk bestaat, maar niets anders dan het 'verhaal' dat we vertellen over ons eigen leven. De 'zelf' is – in zekere zin – een illusie, en dit betekent dat de angst voor de dood eigenlijk ook een illusie is: het is de angst voor het verlies van iets dat helemaal niet bestaat. Die angst, het grote lijden, kan men daarom te boven komen door de illusie van de 'zelf' (daadwerkelijk!) te doorzien: door (zelf-) Ontbinding (van de voornoemde bundel) en zelfloos leven.

het Viervoudige Pad

Ontbinding is echter geen eenvoudig te bereiken doel. Zidrani leerde dat het slechts bereikt kan worden door het Viervoudige Pad te volgen: (1) studie, (2) ervaring, (3) onthechting, en (4) juist leven. Diepgravende studie is nodig om het correcte begrip te bewerkstelligen. Slechts wie de illusoire werkelijkheid (van de 'zelf') werkelijk begrijpt kan die illusie doorzien. Zelfloze ervaring is een hulpmiddel om de door studie ontstane kennis te verdiepen en illustreren. Verschillende methoden om een zelfloze ervaring te bereiken werden gesuggereerd door Zidrani en zijn later door zijn volgelingen verder uitgewerkt. Zidrani waarschuwde er echter voor dat al deze methoden slechts een schijnbare en tijdelijke ontbinding van de zelf teweegbrengen en dikwijls ook negatieve effecten kunnen hebben indien ze onjuist worden toegepast (vooral als ze niet met voldoende kennis / begrip gepaard gaan). Voorbeelden van gesuggereerde methoden zijn meditatie, gebruik van bepaalde hallucinogene of verdovende middelen, en vormen van seks.

Het derde en vierde element van het viervoudig pad hebben te maken met ethiek, dat wil zeggen met hoe te leven. Onthechting is het praktisch streven om angst voor verlies te vermijden door hechting of gehechtheid aan (impermanente) 'zaken' (in de breedst mogelijke zin van het woord) te vermijden. Als er voor iemand niets belangrijk is, dan is er voor die persoon immers niets te verliezen en dus geen angst voor verlies. Juist leven is Zidrani's term voor ethiek in bredere (of eigenlijke) zin. Hierin spelen twee ideeën een centrale rol. Ten eerste, aangezien angst lijden is, is het aanwakkeren van angst het aanwakkeren van lijden. Juist leven betekent daarom het vermijden van angst, niet alleen van eigen angst, maar ook en vooral die van anderen. Het gebruiken van angst om mensen iets te laten doen of besluiten was (en is) derhalve buitengewoon immoreel voor Zidrani en zijn volgelingen.

Het tweede centrale idee betreft zorg of compassie. De 'zelf', zoals al aangegeven, is een bundel van herinneringen samengebonden in een causaal verband. Dat causale verband heeft twee richtingen: naar het verleden door herinneringen, hetgeen expliciet is in de term "bundel van herinneringen", en naar de toekomst door zorg, dat wil zeggen door zorg (bezorgdheid, belang, enzovoorts) voor de toekomstige 'zelf'. (Zelf-) Ontbinding heft deze zorg niet op, maar verbreedt die. De zelf-illusie is een illusoir uniek, enkelvoudig 'ding' dat de 'zelf' is, het is een illusoir ('dingelijk') zelfbewustzijn, maar geen illusoir bewustzijn. De 'zelf' is constructie, maar het bewustzijn is werkelijk, en met de ontbinding van de 'zelf' vervalt de scherpe grens tussen het eigen bewustzijn en dat van anderen. Immers, als er geen persoonlijke identiteit bestaat tussen ik-3-jaar-oud en ik-70-jaar-oud omdat er niets hetzelfde is tussen deze twee personen, dan is er ook geen fundamenteel verschil tussen ik en jou. En dat betekent, dat de zorg voor de toekomstige 'zelf' na zelf-Ontbinding, een zorg voor alle bewustzijn (al dan niet ontbonden) wordt: het is een zorg (of compassie) voor iedereen.

stromingen

Op basis van deze – hier slechts samengevatte – ideeën ontwikkelde zich een religie / filosofie / levensbeschouwing die naar zijn stichter "Zidranisme" wordt genoemd. Sommige van de stromingen in het Zidranisme zijn meer religieus van aard, andere meer filosofisch, maar allemaal zijn ze levensbeschouwelijk. De drie hoofdstromen – op historische volgorde – zijn de Sekte van de Zelf-Ontkenners, de Sekte van de Eeuwige Beloning, en de Sekte van de Levensbevestigers, die tegenwoordig beter bekend zijn onder hun Zandische namen: Kwan Řu Nä, Wē Don Nä, en Ko Hsi Nä.

Op Ārdra zijn uit de drie oorspronkelijke hoofdstromen een elftal nieuwe stromingen ontstaan. Zie "Stromingen in het Zidranisme" voor een overzicht van deze moderne sub-stromingen van het Zidranisme.

Kwan Řu Nä

Referencearrow.png Hoofdartikel: Kwan Řu Nä

Kwan Řu Nä (ꡀꡧꡱ ꡒꡟ ꡋꡝ), of de Sekte van de Zelf-Ontkenners, is de oudste van de Zidranistische sektes, en vermoedelijk de sekte die - in ieder geval oorspronkelijk - het meest trouw gebleven is aan Zidrani's ideeën. Kwan Řu Nä was oorspronkelijk een exoterische sekte waarvan de meeste volgelingen kloosterlingen (monniken of nonnen) zijn, die het grootste deel van hun leven wijden aan het Viervoudige Pad. De keuze voor het kloosterleven heeft daarbij vooral te maken met het derde element daarvan: onthechting. Kwan Řu Nä kloosterlingen hebben geen bezittingen, geen persoonlijke relaties (althans, dat is de bedoeling), en geen voorrechten. Ze wijden hun leven vooral aan studie en zelfloze ervaring.

Kwan Řu Nä heeft een groot aantal filosofen voortgebracht die aspecten van Zidrani's ideeën verder uitwerkten of uitbreidden. Veel van die productiviteit had te maken met interne disputen over (schijnbare) contradicties, maar in de eerste eeuwen ook met de verdediging en verbreiding van het Zidranisme in tamelijk vijandige omstandigheden.

Één van de belangrijkste filosofen was Dramavara, die ongeveer zeven eeuwen (OT) na Zidrani leefde. Al vóór Dramavara was Zidrani's leer van impermanentie toegepast op de metafysica, deels gebaseerd op suggesties in die richting door Zidrani zelf, maar het was Dramavara die hier de meest consistente en systematische uitwerking aan gaf. Niets is blijvend, alles is impermanent, en wat voor de 'zelf' het geval is geldt ook voor alle andere 'dingen': er is geen enkel blijvend, essentieel onderdeel. Sterker nog, dat is niet alleen het geval door de tijd, maar ook op elk willekeurig moment. 'Dingen' zijn gehelen waarvan elk onderdeel kan worden vervangen: geen enkel deel is essentieel. 'Dingen' zijn derhalve (net als de 'zelf') constructies, het zijn constructies die gevormd worden door de conventies van onze taal. (En om die reden is het net zo onzinnig om je te hechten aan illusoire dingen als aan de illusoire zelf.)

Wē Don Nä

Referencearrow.png Hoofdartikel: Wē Don Nä

Vanaf het ontstaan van het Zidranisme was er een continue strijd tussen de religieuze en filosofische tendenties. Formeel benadrukte Kwan Řu Nä het filosofische element, maar in de praktijk was er veel vermenging met religieuze elementen, die zich vooral uitten in een persoonlijkheidscultus rondom Zidrani. In de loop der tijd werden daar andere 'heiligen', zogenaamde nudrahya, aan toegevoegd: monniken en nonnen die Ontbinding bereikt hadden (en die dikwijls grootste daden verricht hadden). Rondom sommige daarvan ontstonden kleine sektes. Één daarvan was Wē Don Nä (ꡧꡓꡠ ꡊꡡꡱ ꡋꡝ) of de Sekte van de Eeuwige Beloning die zich richtte op Matira. Matira leefde volgens de overlevering twee eeuwen (OT) na Zidrani en bereikte reeds op jonge leeftijd de Ontbinding en beloofde (daarna) dat hij iedereen die in hem geloofde zou helpen ook de Ontbinding te bereiken door hen na de dood van het lichaam op te nemen in het Rijk van de Eeuwige Beloning alwaar zij zich in een staat van onlichamelijke bijna-zelfloosheid (onder zijn begeleiding) aan het Viervoudige Pad zouden kunnen wijden.

Volgelingen van Wē Don Nä geloven dat door trouw te beloven aan Matira ze na de lichamelijke dood (eeuwig) voortleven in het Rijk van de Eeuwige Beloning. Om dat te bereiken aanbidden ze beelden en portretten van Matira en Zidrani en zingen (vaak in een trance-achtige toestand) op een eentonige wijs Matirangisutridhavaya, hetgeen 'ik beloof trouw aan Matira' betekent (al kan dit bij gebrek aan kennis over de taal niet gecontroleerd worden).

Kwan Řu - Wē Don syncretisme

Wē Don Nä groeide sterk als volksreligie, maar wist slechts weinig kloosterlingen aan zich te binden. Veel Zidranistische kunst was welliswaar Wē Don, maar de intellectuele 'productie' bleef ver achter. Anderzijds wist Kwan Řu Nä het volk nauwelijks te bereiken. De Wē Don boodschap dat door een belofte van trouw het eeuwige leven bereikt kan worden is eenvoudiger te 'verkopen' dan de Kwan Řu ontkenning van de 'zelf'. In de praktijk groeide de twee stromingen daarom naar elkaar toe en ontstond een syncretisme dat Wē Don naar buiten, Kwan Řu naar binnen praktiseerde. Tempels en kleine kloosters die vooral maatschappelijke functies hadden droegen Wē Don uit en voerden Wē Don rituelen uit voor het volk, maar vooral in de grotere kloosters was Wē Don alleen maar buitenkant en was alle studie Kwan Řu. Er zijn in deze perioden echter ook ontelbare pogingen gedaan om beide stromingen met elkaar in overeenstemming te brengen, en die pogingen waren in zoverre succesvol dat (na enkele eeuwen) slechts weinigen gewaar waren van het onderscheid tussen de twee.

Na een periode van grote filosofische activiteit in Kwan Řu-gedomineerde kloosters (de voernoemde Dramavara leefde in deze periode) groeiden de twee sektes echter weer uiteen. Het bleef echter het geval dat Kwan Řu Nä in de rituele praktijk elementen van Wē Dong Nä bevatte, en andersom dat ook in Wē Dong kloosters Kwan Řu Nä een belangrijke rol in de theoretische studie bleef spelen. In zekere zin, is de splitsing na de periode van syncretisme derhalve een splitsing in twee syncretische stromingen die meer verschillen in stijl en nadruk dan in inhoud. Belangrijkste verschil is dat post-syncretisch Kwan Řu Nä exoterisch is, terwijl post-syncretisch Wē Dong Nä esoterisch is. Dat wil zeggen dat de laatste - in tegenstelling tot de eerste - gekenmerkt wordt door geheime rituelen en kennis die mondeling van priester/kloosteroverste op zijn opvolger(s) overgedragen wordt (zie: Sutrama-transmissie. Wē Dong Nä priesters traceerden en traceren daarom een lijn van priester-leermeesters en -opvolgers, die uiteindelijk teruggaat tot Zidrani zelf. (Zie verder de paragrafen over post-syncretische ontwikkelingen op de pagina's over Kwan Řu Nä en Wē Don Nä.)

Ko Hsi Nä

Referencearrow.png Hoofdartikel: Ko Hsi Nä

Ko Hsi Nä (ꡀꡡ ꡯꡛꡞ ꡋꡝ) of de Sekte van de Levensbevestigers ontstond uit een kritische stroming binnen de Kwan Řu Nä. Aanvoerder van de critici was de monnik Čon Pʼa, die negen eeuwen (OT) na Zidrani in het land Tʼi Mo leefde (waar een voorouder van het huidige Zandisch werd gesproken). Čon Pʼa noemde de toen bestaande twee hoofdstromingen Sektes van de Doodsonbtkenning (Mbu Řu Nä in het Zandisch) en beschuldige ze van verwaarlozing van het vierde element van het Viervoudige Pad: juist leven. Kwan Řu Nä ontkent de (persoonlijke) dood door te ontkennen dat er iets is dat dood gaat (de persoon of 'zelf') en Wē Dong Nä ontkent de dood door het eeuwige leven (in het 'Rijk van de Eeuwige Beloning') te beloven. Maar door de dood te ontkennen, wordt die een illusie, iets triviaals. En als de dood maar een illusie is en er dus niet zoveel toe doet, dan wordt tegelijkertijd het leven minder waard. Als een persoon toch niet echt bestaat of toch het eeuwige leven heeft, dan is het aardse leven van die persoon niet zo heel veel waard. Dat is volgens Čon Pʼa echter een 'gruwelijke misvatting'.

Čon Pʼa was buitengewoon kritisch ten opzichte van Wē Dong Nä die hij verkwanseling van de ideeën van Zidrani verweet. Tegenover de 'zelf' als constructie (Zidrani) plaatste de Wē Dong Nä een absolute en eeuwig voorlevende 'zelf'. Dat is strijdig met zowel het idee van impermanentie, als met de aard van de 'zelf' als constructie, die voor zijn bestaan van constructie als voortdurende activiteit afhankelijk is. Het idee van een 'Rijk van de Eeuwige Beloning' noemde hij 'lachwekkende kinderpraat' en niet gebaseerd op enig redelijk argument of enig bewijs.

In zijn kritiek op de Kwan Řu Nä was Čon Pʼa aanmerkelijk subtieler, maar niet minder scherp. Deze kritiek was grotendeels gebaseerd op een idee van Dramavara. Volgens die laatste zijn 'dingen' constructies gevormd door de conventies van onze taal (zie hierboven), maar dergelijke constructie is een sociaal (intermenselijk) proces en vereist een gedeelde (intermenselijke) taal. Taal kan volgens Dramavara alleen ontstaan in een proces van communicatie over werkelijke dingen. Alleen als een spreker een woord gebruikt in verwijzing naar een werkelijk ding dat een andere spreker ook waarneemt kan die andere spreker dat woord (en dus taal) leren. Maar dat betekent dat taal onmogelijk is als er geen werkelijke wereld is. Čon Pʼa werkte dit verder uit en wees er op, dat woorden dus niet volledig illusoir kunnen zijn. De 'grenzen' van wat er onder een woord valt zijn weliswaar constructies, en de 'grenzen' van het 'ding' waarnaar een woord verwijst ook, maar een woord kan niet geleerd worden en dus niet bestaan (in een taal) als het geen basis in de werkelijkheid heeft. 'Dingen' zijn dus wel constructies, maar dat betekent niet dat ze illusoir zijn: er moet een werkelijke basis, een werkelijk ding zijn om constructie mogelijk te maken. En als dat het geval is voor de werkelijkheid, waarom dan niet ook voor de 'zelf'? Čon Pʼa beantwoorde die vraag met het idee dat er een werkelijke basis is voor de geconstrueerde 'zelf', namelijk dat de zelf het middelpunt van de ervaringswereld is en dat die ervaringswereld in stand blijft zolang het (biologisch) leven voortduurt. Hij ontkende niet dat de 'zelf' een constructie is, een 'verhaal', maar voegde daar aan toe dat dat niet betekent dat de 'zelf' illusoir is en dat er een werkelijke basis is voor de geconstrueerde 'zelf'.

Dit idee heeft echter belangrijke filosofische implicaties: er is een 'zelf' en de dood beëindigt dat 'zelf'. Het grote lijden kan niet ontkend worden. Echter, de werkelijke basis van de 'zelf', het middelpunt van de ervaringswereld, is een nogal 'dun' zelf-begrip dat weinig aanleiding tot hechting geeft en leidt daarom niet tot verwerping van Zidrani's ideeën. Integendeel, volgens Čon Pʼa leiden ze juist tot een versterking. De onmogelijkheid van de ontkenning van de dood (het grote lijden) betekent dat niets zo waardevol is als het leven. En de 'dunheid' van de 'zelf' betekent dat er geen fundamenteel verschil in waarde is tussen mijn en jouw leven. Juist leven is daarom voor Čon Pʼa het belangrijkste element van het Viervoudige Pad: bescherming van (of zorg voor) leven en voorkoming van angst zijn de belangrijkste morele plichten. Dit betekent op zijn beurt, dat een (maatschappelijk geïsoleerde) kloosterling maar beperkt in staat is om het Viervoudige Pad te volgen en Ko Hsi Nä is daarom vooral een lekenbeweging.

modern Zidranisme op Ārdra

Referencearrow.png Hoofdartikel: Zidranisme op Ārdra

Het Zidranisme werd naar Ārdra gebracht door voorouders van de Ptah, Draviŋyaya en Hakuriërs. Dit was vooral een 'volkse' Wē Don variant, maar dankzij het feit dat Šri Tʼaa Hü Gan en Šria Dzu Zu (deels) bewaard zijn gebleven wortelden de andere stromingen al vroeg in Ārdratische grond. Het eerste klooster werd gesticht door een kleine groep Kwan Řu volgelingen in het jaar 38 in Čīn Moa Hsu en bestaat nog steeds. (Oorspronkelijk was dit vermoedelijk geen klooster maar een lekengemeenschap.) Voordien bestond er hoogstwaarschijnlijk al een door het Conglomeraat gecontroleerde tempel in de eerste vestigingsplaats, maar dit is omstreeks het jaar 38 NT verwoest. De priester van die tempel is - volgens de overlevering - vermoord toen hij probeerde een beeld van Matira te beschermen, maar hij had toen al een opvolger ingewijd. (Zie verder: Lijn van opvolging van Wē Don priesters op Ārdra.)

Op Ārdra zijn de oorspronkelijke drie hoofdstromen vermengd geraakt en gehergroepeerd tot een elftal nieuwe stromingen. Deze stromingen of sektes (waarbij aangetekend moet worden dat ze aanmerkelijk minder georganiseerd zijn dan de term "sekte" suggereert) kunnen - tot op zekere hoogte - worden gekarakteriseerd als een specifiek mengsel van elementen uit de 'oorspronkelijke' drie hoofdstromen Kwan Řu Nä, Wē Don Nä en Ko Hsi Nä. Geen van deze drie komt nog in een zuivere vorm voor, maar als de oorspronkelijke vormen van die drie op de drie punten van een driehoek geplaatst worden, dan kunnen de thans bestaande stromingen/sektes als volgt in die driehoek geplaatst worden:

Fān Kwan Řu Tʼa
(Ptān) Kwan Řu Nä Srǟ Kwan Řu Nä
Yōh Tʼa Nä Gbēh Tʼa Nä Dzē Žin Nä
Wē Don Nä Srǟ Jhēn Win Nä Ptān Žān Qʼu Nä Ko Hsi Nä
Fān Wē Don Tʼa Jhēn Win Nä Žān Qʼu Nä Fān Ko Hsi Tʼa

De stromingen in roze cellen bestaan niet meer op Ārdra; die in lichtblauwe cellen zijn (ongeorganiseerde) lekenbewegingen zonder kloosters (maar i.g.v. de onderste twee wel met door vrijwilligers onderhouden tempels). De stromingen in gele cellen kunnen - tot op zekere hoogte - als een soort kloosterordes beschouwd worden. Echter, er bestaan geen scherpe grenzen tussen de stromingen, geen van deze sektes/stromingen heeft een formele organisatie en de meeste kloosters en tempels identificeren zich slechts vaag met één of meerdere stromingen (in veel grote kloosters komen meerdere verwante stromingen naast elkaar voor). De namen van stromingen worden vaker gebruikt om gedachtengoed en praktijk van anderen dan van zichzelf te beschrijven. Desondanks zijn er voor iedere stroming (in een gele cel) ook kloosters die zich specifiek met die stroming identificeren, al zijn dat niet noodzakelijkerwijs de belangrijkste kloosters voor die stroming, en kunnen de meeste Zidranisten (zowel kloosterlingen als leken) zonder veel moeit aangeven met welke stroming zij zich meest verwant voelen.

zie ook:

Fikowamıxi

Referencearrow.png Hoofdartikel: Fikowamıxi

Een bijzondere (en nogal afwijkende) variant van Zidranisme is ontstaan in Hakurië: Fikowamıxi, hetgeen ongeveer zoiets als 'het pad zonder angst' betekent. Fikowamıxi combineert elementen uit Kwan Řu Nä en Wē Don Nä met (training in) technieken om angst (in al zijn vormen) te beheersen en te overkomen. In tegenstelling tot de meeste andere vormen van Zidranisme is Fikowamıxi niet pacifistisch. Het was en is bij uitstek de religie van de Hakurische krijgersklasse (al is tegenwoordig de onderlinge strijd tussen krijgsheren dermate geritualiseerd dat van echt geweld geen sprake meer is).

Djinkchiïsme

In het begin van de tweede eeuw NT ontsond onder Draviŋyaya handelaren in het huidige Mgsagyivasdvara een levensbeschouwing die voortborduurde op Ko Hsi Nä, maar daaruit (uiteindelijk) alle Zidranistische elementen verwijderde (en dan ook geen Zidranistische stroming is). Van Ko Hsi Nä werd het idee van de ultieme waarde van het leven overgenomen, maar niet de bijbehorende Zidranistische ethiek. Het ultiem waardevolle leven is het eigen leven, en iedereen wordt derhalve geacht zich vooral op het eigenbelang te richten. Mensen zijn echter sociale wezens en voor hun voortbestaan (en zeker voor een plezierig bestaan) afhankelijk van anderen en het is daarom in hun eigen belang om ook de belangen van degenen in hun persoonlijke nabijheid in het oog te houden. Dit gedachtegoed werd aanvankelijk door Draviŋyaya handelaren in de binnenlanden van Hiruki verspreid, maar later ook door anderen en speelt een belangrijke rol in cultuur en maatschappij van Ogart en Ohun̥sizifãh Zihumais An̥am̥ et en verschillende andere landen op Ārdra.

Deze levensbeschouwing wordt soms djinkchiïsme genoemd, hetgeen een verbastering is van Dravisch nji ŋkhi (নজা ণকহা), 'voorrang (van/voor de) zelf'. De term "nji ŋkhi" heeft Zidranistische wortels en zeer negatieve connotaties (voor Zidranisten). Het is een term die vooral door anderen (m.n. politiek wetenschappers en Zidranisten) ter verwijzing naar 'djinkchiïsten' gebruikt word. Om die reden zijn er wel suggesties gedaan voor andere termen, maar vooralsnog heeft geen daarvan de status van algemeen geaccepteerd alternatief (voor "djinkchiïsme") weten te bereiken. Dat de term (m.n. door aanhangers) weinig gebruikt wordt heeft er ook mee te maken dat djinkchiïsme geen uniforme stroming is en geen sterke identiteit heeft (d.w.z. dat er niet veel djinkchiïsten zijn die er zich van bewust zijn dat ze djinkchiïst zijn en/of dat er zoiets als "djinkchiïsme" bestaat). Er zijn meer gematigde en extremere varianten, en combinaties met andere levensbeschouwingen komen ook voor. Met name in Draviŋyayamqsara en Mgsagyivasdvara wordt djinkchiïsme dikwijls gecombineerd met een (oppervlakkige en niet verplichtende) variant van Wē Don Nä (die een leven na de dood belooft aan zijn volgelingen en derhalve in het belang van zijn volgelingen is, hetgeen de combinatie met Djinkchiïsme verklaart).

Zidranisme in theorie en praktijk

theoretische filosofie

Referencearrow.png Hoofdartikel: Zidranistische theoretische filosofie

("Theoretische filosofie" omvat metafysica, epistemologie, en taal-filosofie.)

Zidrani's filosofie was vooral praktisch. Het oorsrponkelijke Zidranisme had maar één doel: het overkomen van het Grote Lijden: angst, en vooral angst voor de dood. Zidrani's oplossing had echter wel metafyisische en epistemologische implicaties en daar was hij zich ook wel van bewust. Alhoewel hij zelf geen theoretische filosofie uitwerkte - behalve met betrekking tot de ontologie van personen en de 'zelf' - bevat zijn werk wel een groot aantal ideeën en suggesties in die richting. Op basis daarvan is later door volgelingen een groot aantal filosofische theorieën uitgewerkt, maar met uiteindelijk hetzelfde praktische doel. Zidranistische theoretische filosofie is dus nooit denken om het denken zelf.

Een centrale kwestie in de moderne Zidranistische epistemologie is de status van overgeleverde teksten, in de eerste plaats die in Šria Dzu Zu en Šri Tʼaa Hü Gan, maar ook de (rest van) De 50 Boeken van Memarasme en later geproduceerde (Zidranistische en andere) werken. Wē Don Nä ervaart de autoriteit van met name Šria Dzu Zu als absoluut, terwijl Ko Hsi Nä deze teksten slechts als hulpmiddelen - en dus niet noodzakelijk als waar - beschouwd. (Veel moderne Ko Hsi denkers gaan zelfs zover te stellen dat het verouderde hulpmiddelen zijn die geen enkele praktische waarde meer hebben.) Kwan Řu Nä staat daar ergens tussenin. In epistemologische termen: voor Wē Don Nä is bepaalde overlevering een bron van kennis; voor Ko Hsi Nä zijn alleen rede en ervaring geaccepteerde kennisbronnen; voor Kwan Řu Nä beide. (Kwan Řu denkers waren en zijn veel vrijer in de interpretatie van teksten dan hun Wē Don tegenhangers en passen interpretaties zonodig aan aan nieuwe inzichten en vindingen.)

praktische filosofie

Referencearrow.png Hoofdartikel: Zidranistische praktische filosofie

"Praktische filosofie" omvat ethiek, rechtsfilosofie, en sociale en politieke filosofie. In geval van het Zidranisme vloeien de laatste drie rechtstreeks voort uit de eerste en de scheiding tussen levensbeschouwing en politiek die elders gebruikelijk is wordt door Zidranisten dan ook meestal als kunstmatig of zelfs onzinnig beschouwd (of helemaal niet begrepen). (Dit is overigens in veel mindere mate het geval voor (zuivere) Wē Don Nä dan voor de andere twee hoofdstromen.) De twee belangrijkste principes van Zidranistische ethiek en al dat daaruit voortvloeit zijn voorkomen van angst en bescherming van leven.

(uit te breiden)

praktijk

De Zidranistische praktijk wordt bepaald (althans in theorie) door het Viervoudige Pad. Hoe dat uitwerkt verschilt per stroming, maar is in de eerste plaats afhankelijk van iemands maatschappelijke rol: voor een kloosterling is de Zidranistische praktijk - vanzelfsprekend - heel anders dan die voor een leek.

Het Viervoudige Pad bestaat uit de volgende vier elementen: (1) studie, (2) ervaring, (3) onthechting, en (4) juist leven. Iedere Zidranist heeft de "plicht" om zich aan deze vier te wijden. In de meeste stromingen zijn ze (i.i.g. voor leken) geordend van meest naar minst belangrijk, maar die volgorde verschilt van stroming tot stroming. (En waaraan in een klooster in de praktijk de meeste aandacht wordt besteed verschilt ook sterk tussen stromingen en kloosters.)

kloosters en tempels

Referencearrow.png Hoofdartikel: Zidranistische kloosters en tempels

Het verschil tussen een klooster en een tempel is dat de eerste vooral intern gericht is en een groter aantal monniken/nonnen huisvest, terwijl een tempel meer extern (d.w.z. op het volk) gericht is en een kleiner aantal huisvest. In alle kloosters besteden kloosterlingen een deel van hun dag aan werk: landbouw, onderwijs of andere dienstverlening aan burgers, productie van Zidranistische artefacten voor de verkoop, enzovoorts. Het is echter de bedoeling dat het grootste deel van de dag besteed wordt aan levensbeschouwelijke taken: vooral aan studie, discussie en 'zelfloze ervaring' in Kwan Řu georiënteerde kloosters, vooral aan ritueel in Wē Don georiënteerde kloosters. Tempels worden dikwijls deels gefinancierd door gelovige leken zodat priesters zich voltijds aan religieuze taken (meest t.b.v. die leken) kunnen wijden. Mede hierom zijn tempels eerder geaffilieerd aan lokale gemeenschappen dan aan Zidranistische stromingen. De religieuze praktijk is daardoor meestal grotendeels op Zidranistisch volksgeloof gebaseerd, maar bekwame priesters kunnen hier wel sturing aan geven en pogen geinteresseerde leken meer kennis van Zidranistische theorie bij te brengen.

leken

Zoals hierboven reeds aangegeven is voor leken "juist leven" het belangrijkste element van het Viervoudige Pad. Dat betekent vooral het volgen van de morele voorschriften van de stroming waartoe men behoort. Tot op zekere hoogte wordt het derde element, "onthechting", daar deels uit voort te vloeien, en dienen de overige twee om dit te ondersteunen. Studie en "ervaring" (doorgaans vooral meditatie-achtige oefeningen, zingen in trance-toestand, enzovoorts) vinden in Kwan Řu Nä en Wē Don Nä onder begeleiding van ervaren monniken/priesters (zie hierboven) plaats in tempels/kloosters. Er is daarvoor dagelijks de gelegenheid, maar deelname is vrijwillig en de meeste Zidranisten gaan hooguit eens per maand naar een tempel/klooster. Volgelingen van de lekenbeweging Ko Hsi Nä doen studie en "ervaring" dikwijls zelfstandig of gezamenlijk, maar meestal zonder "begeleiding" door monniken/priesters. In Ko Hsi Nä wordt aan studie ook veel meer belang gehecht dan in de andere twee stromingen; vooral in Wē Don Nä speelt "studie" - in de praktijk doorgaans niets meer dan instructie in Wē Don doctrine door een monnik/priester - slechts een zeer ondergeschikte rol.

Wat "juist leven" betekent verschilt enigszins van stroming tot stroming. Wē Don Nä wijkt sterk af van de andere twee stromingen doordat "juist leven" - en het Viervoudige Pad in zijn geheel - van ondergeschikt belang is: de gelovige hoeft immers slechts (ritueel) trouw te beloven aan Matira. Ethiek (juist leven) staat daarom binnen deze stroming veel minder centraal en leidt er op zijn beurt toe dat religie en politiek (als een maatschappelijke tegenhanger van ethiek) voor Wē Don Nä weinig met elkaar te maken hebben (in tegenstelling tot de andere twee stromingen, die die twee niet van elkaar kunnen loskoppelen). Zelfs tempels en kloosters zijn voor de Wē Don Nä niet onmisbaar: trouw beloven aan Matira kan immers ook heel goed thuis bij een huisaltaartje, en dat is dan ook precies wat de meeste volgelingen doen, de meest gelovigen dagelijks, anderen wekelijks of zelfs nog minder. (Desondanks zijn veel Wē Don gelovigen relatief trouwe tempelbezoekers.)

Voor de andere twee stromingen is dit heel anders: er is niets dat het Viervoudige Pad verdringt en voor leken komt daarbij het vierde element, "juist leven", op de eerste plaats. De twee belangrijkste principes van Zidranistische ethiek en al dat daaruit voortvloeit zijn het voorkomen van angst en de bescherming van leven. Het zijn deze principes die centraal staan. (Dat is overigens in de praktijk ook het geval voor Wē Don Na, omdat er geen 'zuivere' Wē Don bestaat, alleen tal van mengsels met elementen uit de andere stromingen, waarvoor in sterke mate hetzelfde geldt.) Zidranisten zijn principieel pacifisten (dit geldt niet voor Fikowamıxi, dat in wel meer opzichten afwijkt en hier buiten beschouwing gelaten wordt). Er zijn omstandigheden waarin dat principe door sommigen geweld aangedaan wordt, maar de rechtvaardiging van geweld is een uiterst controversieel onderwerp onder Zidranisten. Veel Zidranisten zijn ook vegetariër, alhoewel dit sterk verschilt van (sub-) stroming tot (sub-) stroming. Veelal wordt bescherming van leven beperkt tot bescherming van (zelf-) bewust (-zijn hebbend) leven aangezien dat de achtergrond van dat principe is. Dieren die volgens een (sub-) stroming geen (zelf-) bewustzijn hebben kunnen dus gedood en gegeten worden. Er zijn onder Kwan Řu Nä en Ko Hsi Nä tamelijk veel (sub-) stromingen die het eten van insecten toelaatbaar vinden, iets minder die ook vis acceptabel vinden, nog minder die gevogelte aan de lijst toevoegen, heel weinig die ook het eten van kleine zoogdieren acceptabel vinden, en vrijwel geen die het doden en eten van grote zoogdieren toelaatbaar achten. Wē Don Nä in Draviŋyayamqsara is in dit opzicht de meest liberale stroming en vind - voor leken - het eten van schapenvlees ook acceptabel (mits geslacht volgens specifieke voorschriften). In Ptah Nä, daarentegen, waar Kwan Řu Nä en Ko Hsi Nä dominant zijn, wordt door een enkeling wel kip gegeten, maar geen zoogdieren, en eet ongeveer een derde van de bevolking zelfs geen vis.

Met betrekking tot de regels voor "juist leven", zie verder het artikel "Zidranistische praktische filosofie".