Sevosetië

Geopoeia
Jump to navigation Jump to search
KleinekaartSevosetie.jpg
VlagSevosetië.jpg

Sevosetië is een van de landen in het (inmiddels ter ziele gegane) projekt Thalassa en een soort parodie op het nationalistische Zweden uit de 19e eeuw. Het is een enigszins aan lager wal geraakte voormalige zeemacht, dat na een aantal verloren oorlogen in de vorige eeuwen een groot gedeelte van het grondgebied moest afstaan (hetgeen de hier en daar wat kunstmatige grenzen verklaart), gebieden waar Sevosetië nog steeds aanspraak op maakt en wat tot spanningen met de buurlanden leidt. In de praktijk heeft het land evenwel geen mogelijkheid om deze eisen kracht bij te zettten en voert daarom noodgedwongen.vreedzame politiek. De laatste jaren bevindt het land zich evenwel in een periode van snelle industrialisatie en een krachtige bevolkingsgroei.

Klimaat en inwoneraantal.

De oppervlakte van Sevosetië bedraagt ongeveer 5 miljoen vierkante kilometer (hetgeen de gemiddelde grootte voor een land op Thalassa is). Het land heeft over het algemeen een koud en ongastvrij klimaat met lange, barre winters. Alleen in het uiterste zuiden heerst een milder klimaat en daar is zelfs wijnbouw mogelijk. De buurlanden zijn Uimer (Ymir) in het westen, Deurdarike (Dardanië) in het zuiden en Jernmarken (IJzerland) in het oosten. Anno 639 van de Thalassaanse jaartelling (dat is 1840 in de Aardse jaartelling) heeft Sevosetië ongeveer 40 miljoen inwoners.

Geografie

Vanaf het noorden strekken zich lange bergketens zuidwaards uit en vormen grote hindernissen tussen de verschillende delen van het land. Langs de kusten en in het binnenland wordt het door uitgestrekte bossen bedekt. Miljoenen keuterboertjes bedrijven hier zo goed als het gaat (maar vaak gaat het helemaal niet) wat landbouw en veeteelt. De armoede is groot en hongersnood komt regelmatig voor. Velen trekken naar de snel groeiende steden langs de kust om in de industrieën te werken (of emigreren).Tussen de meeste steden zijn postkoetsverbindingen, maar gezien de enorme afstanden en de vaak ellendige, modderige wegen is men vaak wekenlang onderweg. het meeste vervoer gaat ´s zomers per schip en ´s winters op de slede. De aanleg van spoorwegen is vooralsnog omstreden, gezien de vermeende levensgevaarlijke effekten van dergelijke hoge snelheden op het gestel van de Sevosetische mens.

De hoofdstad van Sevosetië heet Takkeholm, een rommelige, vieze stad met ongeveer honderdvijftigduizend inwoners en vijfduizend kroegen. ´s Lands tweede stad en tevens belangrijkste havenstad, Geutebork, heeft ongeveer honderdduizend inwoners. Daarnaast zijn er nog een aantal andere steden met meer dan vijftigduizend inwoners. De bevolking groeit met name in de steden zeer snel.

Bevolking, taal en minderheden

De overgrote meerderheid van de bevolking van Sevosetië is tamelijk homogeen en stamt af van de volksstammen der Sveven, Geuten en Wenden die zich in een verre voorhistorie in deze streken vestigden en uiteindelijk samensmolten tot de huidige Sevosetiërs. De Sevosetiërs spreken Sevosetisch (of Sweefs) een (Germaans geinspireerde) taal waarin de meeste vokalen als ui en eu uitgesproken worden. Dit is althans de officiële taal. In de praktijk spreekt men bijna overal een groot aantal dialekten die soms als aparte talen beschouwd kunnen worden. De Sveven, Geuten, en in in mindere mate de Wenden, komen nog in talloze mythen en verhalen over het glorieuze verleden voor, als edele en onverschrokken krijgers in een soort natuurparadijs. Verscheidene Sevosetische wetenschappers beweren dan ook dat het Sevosetisch de eerste gesproken taal op de wereld was, superieur aan alle andere talen en daarom vanzelfsprekend de sprake Gods in de Sevosetische kerk.

In het zuidwesten van het land, langs de grens met Deurdarike, woont een kleine minderheid, de Buirbeuren, die een aan het Sevosetisch verwante taal spreken, terwijl in het zuidoosten, langs de grens met Jernmarken, de Þruiben leven, een gevolg van alle oorlogen met de buurlanden en de daarop volgende grenswijzigingen, en waardoor nu gedeelten van zowel Buirbeuren als Þruiben zich plotseling aan de verkeerde kant van de grens bleken te bevinden en nu als Sevosetisch staatsburger, met alle rechten en plichten van dien (en in het bijzonder de daarbij behorende gedwongen bekering tot de staatskerk en het verbod op het spreken van de eigen taal).

In het onherbergzame noorden wonen bovendien nog enekel honderdduizenden Seumen (ook wel Suimen genoemd, maar zelf noemen zij zich Lopen). De Seumen spreken diverse varianten van het Seums (Suims/Loops) welke taal volledig van het Sevosetisch verschilt. De Seumen leven van de jacht en het houden van ruindieren. De Sevosetische regering voert met behulp van de staatskerk ook hier een tamelijk repressieve assimilatiepolitiek (verbod op het gebruik van het Seums, gedwongen hervestiging in nederzettingen, missie) en stimuleert de kolonisatie van het noorden, waardoor de Seumen steeds meer teruggedrongen worden.

Geschiedenis, godsdienst en grondwet

Het verenigd koninkrijk der Sveven, Geuten en Wenden, zoals Sevosetië officiëel heet, kwam in het jaar 457 (Thalassaanse jaartelling) tot stand, nadat het land zich ongeveer 80 jaar eerder, na een lange en bloedige opstand van het Deurdaanse juk bevrijd had. De Sveven, Geuten en Wenden werden al vroeg in de geschiedenis door de grootmacht Deurdarike onderworpen en voor die tijd ook door de legers van andere staten, zoals het Imperium Laudanum (die volgens de legende hun Sweefse en Geutse tegenstanders overwonnen dankzij de bedwelmende zegeningen van laudanum). Ontwakend uit deze roes kwamen de Sveven en Geuten keer op keer in opstand tegen de overheersing (daarentegen hebben de Wenden nooit de zoete zegeningen van laudanum op kunnen geven en gebruikten zij het tot ver in onze tijd bij "heimelijke" rituelen. Daar wordt tegenwoordig hard door de Sevosetische veldwachterij tegen opgetreden).

Ongeveer twee eeuwen voor het begin van de Thalassaanse jaartelling bekeerden de Sveven, Geuten en Wenden zich (na hun onderwerping door Deurdarike) min of meer gedwongen tot het Bartholicistisch geloof. Een van de belangrijkste gebeurtennissen in de Sevosetische geschiedschrijving was de oproep tegen de wantoestanden in de Bartholicistische kerk door de ruiformator Martuin Leuter in het begin van de 6e eeuw (TH.jaartelling). Dit leidde tot een burgeroorlog in Sevosetië tussen de aanhangers van het Bartholicisme en de volgelingen van Leuter. Uiteindelijk werd de strijd beslist nadat koning Gastuv III zich in 525 tot de nieuwe leer bekeerde en in een koninklijke ordonnantie de ruiformatorische leer als staatsgodsdienst afkondigde. De koning werd zelf het hoofd van deze staatskerk (en geniet van de daarbij behorende inkomsten). Vanzelfsprekend wordt van ieder Sevosetiër verwacht dat hij/zij oprecht de ware leer aanhangt en vooral trouw de kerkelijke belasting betaalt zodat de koning (door middel van feesten met uitsluitend door de Sevosetische kerk gezegende alcoholische dranken) de heilige Sevosetische kerk verdedigen kan tegen de heidense invloeden uit het buitenland.

Een andere belangrijke gebeurtenis is de invoering van de constitutie in 560. Na een korte oorlog met een voor Sevosetië rampzalige afloop, werd koning Gastuv IV in 559 gedwongen om af te treden, waarna een Jernmarkse generaal als koning Þarl I de Sevosetische troon bestijgt. Þarl regeerde ruim 30 jaar (en weigerde al die tijd hardnekkig om het in zijn ogen minderwaardige Sevosetisch te leren), maar voerde een verhoudingsgewijs tamelijk liberale grondwet in die de macht van de koning sterk aan banden legde (en zo kon hij zich natuurlijk bezig houden met de zaken die hem meer interesseerden, hetgeen zijn vele buitenechtelijke kinderen later konden bevestigen). Niettemin, marteling en slavernij zijn volgens deze grondwet verboden, er heerst in principe vrijheid van meningsuiting (maar geen vrijheid van godsdienst), er werd een (in de praktijk evenwel zeer beperkt) stemrecht ingevoerd en het land kreeg een onafhankelijke rechtspraak. In de harde werkelijkheid is de rechtspraak voor Sevosetische staatsburgers met een dikke beurs natuurlijk veel "onafhankelijker" dan voor Sevosetiërs zonder geld en hetzelfde gaat ongeveer op voor het stemrecht en de vrijheid van meningsuiting.

Het parlement is een zogenoemd vierstandenparlement; de adel, de geestelijkheid, de boerenstand en de burgers kiezen iedere zeven jaar de 49 parlementsleden die hun stand vertegenwoordigen. Het stemrecht voor de boeren- en burgerstand (tesamen ongeveer 96% van de totale bevolking uitmakend) is beperkt tot diegen die meer dan een bepaalde hoeveelheid belasting betalen. Bovendien hebben alleen mannen stemrecht. Hierdoor heeft maar ongeveer een vijfde deel van de boeren- en burgerstand stemrecht. Het parlement heeft een beperkte, meest adviserende macht, maar heeft het recht om wetsvoorstellen van de koning of de regering af te wijzen. De regering is officieel verantwoording schuldig aan het parlement, maar trekt zich daar niet altijd iets van aan. Ook de huidige koning, Uiskar I, een kleinzoon van Þarl I, heeft het maar moeilijk met zijn door de constitutie beperkte macht.

Zie de (Nieuwe) Sweeffse Argus [[1]]