Ngyue Ha Bhian Ngan Hyum: 7459.2

Geopoeia
Jump to navigation Jump to search
NgyueHaBhianNgan.png
nummer 16 — najaar 7459


Escalatie opstand in Opper-Ulughe leidt tot probleem voor Kpoho

(Hidulabad) — Een gewelddadige onderdrukking van de opstand in de Opper-Ulugheze deelstaat Suhbadalh onder leiding van de stamhoofden van Azdaq en Uluhh heeft tot opstanden in die deelstaten en elders geleid. Volgens een aantal stamhoofden dat tegen ingrijpen was zijn de stamhoofden van Azdaq en Uluhh verantwoordelijk voor de escalatie, maar andere stamhoofden wijzen naar andere "verantwoordelijken". Sommige invloedrijke Opper-Ulughezen verwijten Irghum missionarissen uit Oost-Kuanga van het verspreiden van Deimiongistisch gedachtengoed vanwege de verwantschap tussen de radicale vleugel van Irghum en het Deimiongisme, en in Tsabahalh (Tsibula) is een aantal Kuanga monniken om die reden door de ordedienst gevangen genomen. Door de overste van het Irghum klooster in Hamadbahidi is de beschuldiging resoluut van de hand gewezen, maar wat opmerkelijker is is dat ook de overste van het Kpoho klooster in Hidulabad de suggestie van een relatie tussen kloosters en opstandelingen als "volslagen onzin" heeft betiteld.

De Kpoho sekte in Opper-Ulughe is door de opstanden in een wat lastige positie terecht gekomen. De conservatieve (en dominante) vleugel van Kpoho ziet het sinds Xian Hzan(en) als een religieuze plicht om aan wereldse autoriteiten te gehoorzamen. Mede om die reden wordt door de opstandelingen de sekte als handlanger van de heersende elite beschouwd, en daarom zijn al verschillende Kpoho tempels in brand gestoken. Als de "leider" van Kpoho in Opper-Ulughe vond de kloosteroverste van het klooster in Hidulabad zich daarom in een uiterst moeilijke situatie. Als hij zich aan de zijde van de heersende macht (en Kpoho doctrine!) zou scharen zouden meer tempels en kloosters door opstandelingen aangevallen kunnen worden. Maar als hij dat zou nalaten zou de sekte in Opper-Ulughe in problemen kunnen komen met zowel plaatselijke heersers als invloedrijke conservatieve elementen op hoger (supranationaal) niveau in de sekte. Het is wellicht om die reden dat hij lang het zwijgen heeft bewaard.

Recentelijk heeft hij echter het zwijgen doorbroken en een korte tekst over de Hyumhou Huur  gepubliceerd. In die tekst schrijft hij – in afwijking van het "officiele" Kpoho standpunt – dat Văljvo Junăă's correctie en interpretatie correct zijn, en dat dit impliceert dat Yrczuan preekte dat werelds lijden ook verholpen moet worden door een zo ideaal mogelijke situatie in deze wereld te schapen. In de tekst roept hij de stamhoofden en raden van stamoudsten op om het lijden van het volk serieus te nemen en om armoede en onderdrukking in Opper-Ulughe uit te roeien.

Sinds publicatie van de tekst zijn er geen aanvallen op Kpoho tempels geweest, hetgeen zou kunnen suggereren dat de opstandelingen de sekte niet meer als een geallieerde van de vijand beschouwen. Uit andere richtingen is de kloosteroverste echter scherp bekritiseerd. Conservatieve Hirrische kloosteroversten hebben de nieuwe Zuidelijke Ngandia opgeroepen om de Opper-Ulughese kloosteroverste officieel uit de sekte te zetten, terwijl anderen hem hebben beticht van opportunisme en "lege retoriek" die geen ander doel heeft dan tempels en kloosters te beschermen, maar in de praktijk niets zal veranderen.

Ma Yong sticht nieuw klooster in Tyongyanbhɩr

(Tyongyanbhɩr) — Kloosteroverste Ma Yong, onlangs benoemd in de Dhaobaağar, sticht een nieuw klooster in Tyongyanbhɩr in Yoğor. Zoals eerder bericht heeft de 35e Dhao Lhaɂa haar verzocht de opleiding van de 25e Dhyɩr Lhaɂa op zich te nemen. Yong was echter nog geen jaar overste van het Dhiir Tio Hyua Hyu  klooster in Onganda (West-Kuanga) en zag derhalve een conflict tussen haar verantwoordelijkheden. Na overleg met haar kloosterlingen heeft een meerderheid daarvan besloten een verzoek in te dienen om een nieuw klooster te stichten in Tyongyanbhɩr. Naast Yong zullen 14 andere kloosterlingen uit het Ongandeze klooster zich daar vestigen. De rest is voornemens achter te blijven in Onganda en een nieuwe kloosteroverste te benoemen, maar heeft geen bezwaar tegen het verzoek van de meerderheid. De Dhao Lhaɂa heeft – in overleg met de Dhaobaağar – het verzoek gehonoreerd en opdracht gegeven een nieuw klooster van gepaste grootte te bouwen.

De keuze voor de locatie in Tyongyanbhɩr is overigens opvallend. De stad is dichtbij Harbhɩr, de hoofdstad en de plaats waar de Dhyɩr Lhaɂa meestal wordt geacht te verblijven (al is dat niet noodzakelijk in geval van een Dhyɩr Lhaɂa in opleiding), en dat is de officiële reden voor de locatiekeuze. Maar de stad is ook een bolwerk van het Deimiongisme in Yoğor en het is geen geheim dat Yong Deimiongistische sympathieën heeft. Volgens een berucht boek door een voormalige diplomaat van Urkheyen is het "gebied van Tyongyanbhɩr tot de oostgrens feitelijk een onafhankelijk land met een Deimiongistische regering die zich niets van de centrale overheid in Harbhɩr aantrekt". En de zoon van het stamhoofd van Tyongyanbhɩr, Śon Myolyun, kwam enkele jaren geelden in het nieuws vanwege illegale Deimiongistische propaganda in Sdacudoi (en de barbaarse bestraffing door dat land).

conferentie over historische relatie Fraternalisme en Irshanisme

(Tyoyonrho) — In de stad Tyoyonrho in Yoğor heeft een conferentie plaatsgevonden naar aanleiding van het verzoek door de Oost-Thurilische leider Jannís Tholofír om het Thurilisch Fraternalisme te erkennen als een sub-school binnen de Irghum school van het Irshanisme. De conferentie is georganiseerd door de vertegenwoordigers van de Noordelijke Ngandia en de 35e Dhao Lhaɂa, maar geen van beide nam zelf deel. De meeste deelnemers kwamen uit Thurilië en Yoğor, maar er kwamen ook deelnemers uit Sambekistan, van de Universiteit van Chrounïngë, en uit verdere streken, waaronder zelfs West-Kuanga. In een eerdere conferentie over een vergelijkbaar onderwerp is door een Sambeekse deelnemer geopperd dat het Fraternalisme waarschijnlijk is ontstaan uit het Irshanisme. Het is wellicht op grond daarvan dat Jannís Tholofír zijn verzoek heeft gedaan.

Na langdurige en af en toe verhitte discussie ontwikkelde zich in de conferentie een consensus dat op dit moment nog onvoldoende duidelijk is of het Fraternalisme inderdaad historische wortels heeft in het Irshanisme en dat het Fraternalisme alleen als Irshanistische stroming erkend zou kunnen worden als die historische relatie bewezen kan worden. Een vertegenwoordiger van een nieuw onderzoeksinstituut in Rihentél (Thurilië) gaf aan dat het onderzoeken van deze historische relatie de belangrijkste taak van dat instituut is.

Alhoewel de meeste deelnemers zich bezighielden met de discussie over de historische relaties tussen Irshanisme en Fraternalisme was er afzonderlijk een tweede discussie over een meer "juridische" kwestie – namelijk die betreffende de besluitvorming over en eventuele consequenties van het verzoek. De voornoemde discussie leek te veronderstellen dat een centraal besluit genomen zou kunnen worden over toetreding van het Fraternalisme, maar deze afzonderlijke discussie stelde dat in twijfel.

In tegenstelling tot de Ndandai school erkent de Irhgum school geen sektes of sub-scholen. Er bestaan weliswaar stromingen binnen Irghum, maar die hebben geen officiële status. Als het Fraternalisme in Irghum zou worden opgenomen zou dat ook voor het Fraternalisme gelden. Fraternalistiche kloosters zouden een organisatie kunnen oprichten voor Fraternalistische samenwerking, maar noch die organisatie, noch het Fraternalisme zelf zou officieel erkend worden door de Irghum school. Het is om min of meer de zelfde reden dat er geen sprake kan zijn van massale toetreding van het Fraternalisme tot de Irghum school. Nieuwe Irghum kloosters worden individueel erkend. Een klooster wordt als Irghum klooster erkend als er vooraanstaande kloosteroversten zijn die het als zodanig erkennen, maar die erkenning moet voor elk klooster afzonderlijk plaatsvinden. Na erkenning is een klooster vrij om de eigen ideologische identiteit te bepalen. Irghum kloosters kiezen hun overste zelf en bepalen ook zelf hun levensbeschouwelijke identiteit. In principe zou een Irghum klooster derhalve zelfstandig kunnen bepalen dat het een Fraternalistisch klooster is, maar het loopt dan het risico dat de status als Irghum klooster ingetrokken wordt. Om dat te voorkomen zou het moeten aantonen dat wat in dat klooster geleerd en gestudeerd wordt voldoende overeenstemt met het Irghum gedachtengoed, en voldoende steun onder andere kloosteroversten voor dat standpunt moeten vinden. De inschatting van de aanwezigen was dat erkenning van kloosters met een Fraternalistische identiteit sterk afhangt van de resultaten van nader historisch en filosofisch onderzoek, maar ook van de standpunten van leidende figuren binnen de Irghum school.