Deukisme

Geopoeia
Jump to navigation Jump to search

Deukisme (Maxĩn-Wacamakalit: Tewk; Sambeeks: Dĕŭq, oorspronkelijk ook wel bekend als het Sambeeks Bitheïsme) is de belangrijkste religieuze leer in Sambekistan. De belangrijkste basis van de leer is de overtuiging dat twee oppergoddelijke wezens, de Jraadqĕ (Ylatke, een kleurrijke reiger) en de Qosŏŏvut (Kusawut, een dier met de nek en het hoofd van een korhoen maar het lichaam van een tapir) een eeuwige oorlog met elkaar voeren. Dit is geen oorlog tussen Goed en Kwaad, aangezien de Jraadqĕ noch de Qosŏŏvut bekend zijn met deze fenomenen. Volgens de aanhangers van het Deukisme is het zonnestelsel de ontlasting van de Jraadqĕ, waarin de Qosŏŏvut de aarde als zijn ei legt. Het einde van de wereld breekt aan wanneer het ei uitkomt, waaruit een nieuwe Qosŏŏvut tevoorschijn komt, die in een andere 'hoop' van de Jraadqĕ een nieuw ei legt. Tussen de uitkomst van een ei en de productie van een nieuw ei wordt het Bestaan gepauzeerd; het zet zich voort zodra het nieuwe ei gelegd is. Normale mensen merken hier niets van; slechts enkele Deukistische monniken die volgens ingewijden vaak in trance verkeren, weten wanneer er een Overgang heeft plaatsgevonden, waarna de jaartelling gereset wordt. Momenteel speelt het Bestaan zich af op het 24e Ei.

Oorsprong

Deukisme is het resultaat van de interpretatie van de Wacamakalit monnik Suqolik de Wijze (Maxĩn-Wacamakalit: 'Cahpissuqolik'; de Eerste Grote Wijze Monnik) van het Sambeeks Bitheïsme, dat tot ruim 700 jaar geleden beleden werd in gebieden die nu onder Sambekistan vallen. Het Sambeekse Bitheïsme was een veelal barbaarse godsdienst, die voorzag in het offeren van vreemdelingen aan de Jraadqĕ en de Qosŏŏvut om hen gunstig te stemmen de aarde (het ei) met rust te laten in hun eeuwige oorlog. Alles wat slecht ging was de schuld van die oorlog, die zou worden aangewakkerd door heidens gedrag van vreemdelingen. Suqolik de Wijze gaf een menselijkere draai aan de godsdienst, die vanaf dat moment door het leven zou gaan als het Deukisme. Het Deukisme verspreidde zich in eerste instantie vooral onder de Wacamakalit, terwijl de religie grote verdeeldheid veroorzaakte onder de Sambeken, van wie een groot deel inmiddels tot het Irshanisme bekeerd was. Na een langdurige godsdienstoorlog kwam het Deukisme echter als overwinnaar uit de strijd en de religie is nog steeds de belangrijkste in Sambekistan.

Oorspronkelijk werden de Koningen van Qavarŭjt en later Sambekistan enerzijds, en de Prins-Karabijnen der Wacamakalit anderzijds als plaatsvervangers van Suqolik gezien, maar na de paleisrevolutie in 7210 GJ die het einde van de eerste Sambekistaanse koninklijke dynastie betekende, vormde zich onder Deukisten een groepering die de nieuwe dynastie niet aanvaardde als plaatsvervangers van Suqolik, hoewel koning Kalalit IV Nunat zich wel zo presenteerde (en zijn ethniciteit en afkomst aangreep als bewijs dat hij juist nauwer aan Suqolik verwant was dan de vorige koningen, die van overzee waren gekomen). De groepering, die zich Erdeukisten noemde, stelde ook de legitimiteit van de Prins-Karabijnen aan de kaak, wier gedragingen in hun ogen weinig religieus meer waren.

De tegenstelling in het Deukisme leidde in 7272 GJ tot de Deukistische Schismaoorlog, die tien jaar zou duren. De Sambekistaanse koningen Kalalit V, Hypolyt IV en Siqepit I zagen echter hun kans om het Prins-Karabinaat een zware slag toe te brengen, sloten een akkoord met lokale Thurilische krijgsheren in het noorden van het Prins-Karabinaat, waardoor de oorlog zich ontpopte als een strijd van iedereen tegen het Prins-Karabinaat. Het in eerste instantie sterkere Prins-Karabinaat wist enkele jaren stand te houden, maar het overlijden van Prins-Karabijn Xacala XIII Kojpmeqis in 7280 GJ leidde tot een machtsvacuum, aangezien de verkiezing van een opvolger geblokkeerd werd door Erdeukistische monniken en er aldus geen vereiste meerderheid gevormd kon worden. Het Prins-Karabinaat kwam in 7282 GJ ten val en werd deels opgeslokt door Sambekistan, terwijl de rest onder gezag van Thurilische krijgsheren kwam te staan.

De Erdeukisten benoemden vanaf 3676 DJ een Karabijn als hoofd van de kerk en de koningen van Sambekistan werden in ruil tot Hoogste Beschermer van het Geloof gebombardeerd. Deukisme trok zich vanaf dat moment steeds meer terug en wijdde zich meer aan studie en spiritualisme, terwijl Erdeukisme het land voorzag van pracht en praal en zich aan het hof manifesteerde bij de veelvuldige kroningen van nieuwe koningen.

De Vier Godheden

Het Deukisme concentreert zich rondom de Vier Deugden en de godheden die hieraan verbonden zijn. Deze godheden staan hiërarchisch onder de Jraadqĕ en de Qosŏŏvut en worden gezien als onbedoelde bijproducten van meerdere Overgangen. De godheden worden soms vereenzelvigd met de vier dichtsbijzijnde planeten.

  • Aly / Aarj, 'bescheidenheid' (planeet 3)
  • Jokolle / Jqldrĕ, 'ruimhartigheid' (planeet 4)
  • Ytle / Jdrĕ, 'kalmte, zelfbeheersing' (planeet 1)
  • Pylu / Birro, 'medelijden' (planeet 5)

Deze vier godheden worden aangetrokken door goede daden; ze belonen degenen die de goede daad op hun geweten hebben alsook hun directe omgeving. Deukisme laat het hierbij, maar geeft voorbeelden hoe een goed leven te leiden in de Schrijfselen van Suqolik, die in essentie instructieve verhalen zijn over mensen die een goed leven hebben geleid en de voordelen die ze hiervan ondervonden. In het algemeen gaan Deukologen uit van de Goedheid van het universum; wie slechte daden doet, geeft zich over aan het non-universum, oftewel de Leegte, waarin zij eeuwig zullen verdwijnen en worden vergeten.

De meeste Deukologen zijn ervan overtuigd dat met deze vier positieve godheden het universum geproduceerd heeft, wat het kan produceren en dat er niet meer godheden zullen komen. Sommigen bestrijden dit echter en beweren dat indien de heftigheid waarmee de Overgang zich voltrekt, groot genoeg is, een nieuwe godheid het levenslicht zou kunnen zien. Sommigen beweren dat planeten 6 en 7 zulke nieuwe godheden zijn, maar de officiële leer van het Deukisme ontkent de relatie tussen de godheden en de planeten en classificeert deze planeten bovendien als sterren. De kracht van de Overgang komt echter algemeen terug in de leer; men gelooft dat eens de Krachtigste Overgang zal plaatsvinden, die zo'n groot ei zal produceren, dat alle gestorvenen (althans zij die niet in de Leegte verdwenen zijn) weer tot leven komen en zich kunnen herenigen met hun dierbaren.

Erdeukisme

Erdeukisme is de belangrijkste variant van het Deukisme; terwijl de laatste veelal beschouwd wordt als de spirituele tak van het geloof, is het Erdeukisme de wereldlijke tak. Erdeukisten geloven dat de vier positieve godheden niet kunnen bestaan zonder vier negatieve, en kennen dus de volgende tegenpolen:

  • Kuly / Koorj, 'overmaat'
  • Ista / Esda, 'gierigheid, egoïsme'
  • Beston / Bĕĕstn, 'wildheid, instabiliteit'
  • Ahyn / Ăhin, 'onverschilligheid'

De Leegte die de Deukisten kennen, kan bij de Erdeukisten omschreven worden als een Hel; als je geen positief leven leidt, kom je daar terecht en leef je een eeuwig negatief leven; als je wel een positief leven leidt, gebeurt dit niet.

Organisatie

In haast alle grote steden bevindt zich ten minste een Deukistisch klooster waar de monniken hun leven wijden aan spiritualiteit en bezoekers met raad en daad voorzien, doorgaans door hen te laten nadenken over mogelijke oplossingen voor levens- en andere vragen. Het aantal Deukistische kloosters weegt in de steden echter niet op tegen de Erdeukistische heiligdommen, die vol pracht en praal zijn ter ere van de Jraadqĕ en de Qosŏŏvut en de acht godheden, en waar je naartoe kunt gaan om verteld te worden hoe je je leven moet leiden. Verder het platteland in neemt het aantal Deukistische kloosters toe en het aantal Erdeukistische heiligdommen af.

Organisatie Deukisme

Het belangrijkste organisatorische element binnen het originele Deukisme is de Orde. Dit is meestal een kloosterorde, maar er zijn ook Ordes waarvan de leden afgezonderd in de natuur leven en zelfs enkele die in dichter bevolkte gebieden wonen en in het dagelijks leven gewone banen hebben. Een van de bekendere Ordes in de Sambekistaanse geschiedenis is de invloedrijke Orde van Nĕĭvel, die tijdens de bezetting van Sambekistan door het Misoonse Rijk en Dogau tussen 7416 en 7427 radicaliseerde en hoogwaardigheidsbekleders uit die rijken vermoordde.

Organisatie Erdeukisme

De Karabijnen

De Karabijn (Sambeeks: Kărăbiinj; Maxĩn-Wacamakalit: Kalapyni) wordt eens in de drie jaar gekozen uit het midden van de op de Karabijn na hoogste geestelijke Erdeukistische hiërarchie, de Kozijnen. De Karabijn is de plaatsvervanger van de Eerste Grote Wijze Monnik Suqolik die leefde van 6741 tot 6824 GJ. In 3676 DJ (7266 GJ) besloten de Kozijnen een nieuwe geestelijk leider aan te wijzen, de Karabijn. De Deukisten erkennen deze leider niet. De Karabijn wordt elke drie jaar in een enkele ronde met een eenvoudige meerderheid gekozen. Dit systeem werkte goed tot 3715 DJ (7305 GJ), toen er vier Kozijnen evenveel stemmen kregen. Er werd echter niet opnieuw gestemd en er werd besloten dat de vier gekozen Kozijnen gezamenlijk als Karabijnen zouden dienen, waarbij elk van hen gedurende negen maanden als Opperkarabijn zou fungeren. Ondanks het feit dat het systeem hierna niet veranderd is, is deze situatie niet meer voorgekomen. Wel werd in 7458 Lotunla V herkozen, wat ook nog nooit eerder gebeurd was; toen zich geen andere kandidaten stelden, besloot zij zich herkiesbaar te stellen.

DJ GJ naam
3676 7266 Lychiktak I
3679 7269 Lotunla I (f)
3682 7272 Qŭfrj I
3685 7275 Lotunla II (f)
3688 7278 Qŭfrj II
3691 7281 Lutaltek I
3694 7284 Qŭfrj III
3697 7287 Erjdkĕqi I (f)
3700 7290 Itqapyk I
3703 7293 Lutaltek II
3706 7296 Atop I
3709 7299 Ukukpep I
3712 7302 Hesytawk I (f)
3715 7305 Hesytawk II (f) gezamenlijk
Ukukpep II gezamenlijk
Lotunla III (f) gezamenlijk
Qŭfrj IV gezamenlijk
DJ GJ naam
3718 7308 Qieqjda I
3721 7311 Emcokin (f)
3724 7314 Lutaltek III
3727 7317 Lutaltek IV
3730 7320 Jseedn I
3733 7323 Lotunla IV (f)
3736 7326 Ukukpep III
3739 7329 Qŭfrj V
3742 7332 Kiliqik I
3745 7335 Kiliqik II
3748 7338 Qieqjda II
3751 7341 Ukukpep IV
3754 7344 Jdeqmĭ I (f)
3757 7347 Lutaltek V
3760 7350 Jseedn II
3763 7353 Onoxyp I
3766 7356 Ŏrjbeqi (f)
DJ GJ naam
3769 7359 Qieqjda III
3772 7362 Lychiktak II
3775 7365 Oqyula (f)
3778 7368 Itqapyk II
3781 7371 Jseedn III
3784 7374 Qieqjda IV
3787 7377 Qieqjda V
3790 7380 Qieqjda VI
3793 7383 Onoxyp II
3796 7386 Qieqjda VII
3799 7389 Ukukpep V
3802 7392 Kiliqik III
3805 7395 Jseedn IV
3808 7398 Erjdkĕqi II (f)
3811 7401 Jqeevnŏs
3814 7404 Ălvjdeq
3817 7407 Jtrĕŏq
DJ GJ naam
3820 7410 Ukuapkek I
3823 7413 Agrj (f)
3826 7416 Sŏfivwq
3829 7419 Jsrŭqten
3832 7422 Ŏruuqj
3835 7425 Onoxyp III
3838 7428 Jdeqmĭ II (f)
3841 7431 Qvazjqom
3844 7434 Jseedn V
3847 7437 Erjdkĕqi III (f)
3850 7440 Atop II
3853 7443 Jseedn VI
3856 7446 Ukuapkek II
3859 7449 Koptutapek
3862 7452 Kiliqik IV
3865 7455 Lotunla V (f) twee termijnen

De Kozijnen

Een Kozijn (Sambeeks: Qŏsiinj; Maxĩn-Wacamakalit: Kusyni) is hiërarchisch de hoogste geestelijke binnen het Erdeukisme (na de Karabijn). De functie van Kozijn is niet verbonden aan een verantwoordelijkheidsgebied, hoewel de functies van Kozijn en Monoliet of Kozijn en Confiet (zie onder) verenigbaar zijn.

De Monolieten

Een Monoliet (Sambeeks: Mŭnjliit; Maxĩn-Wacamakalit: Monolyt) is een stadhouder van de Karabijn in landen buiten Sambekistan waar het Erdeukisme beleden wordt. Een Monoliet kan tevens Kozijn zijn.

De Confieten

Confieten (Sambeeks: Qonfiit; Maxĩn-Wacamakalit: Kumpyt) is de hoogste geestelijke binnen het Erdeukisme met een verantwoordelijkheidsgebied (Confituur). Een Confiet kan tevens Kozijn zijn.

Locaties

Erdeukisme

Viihad Fanutqs

Het grootste Erdeukistische heiligdom - waar de Karabijn en de meeste Kozijnen zonder verantwoordelijkheidsgebied zetelen - bevindt zich in de Sambeekse stad Huurj-Qott. Het staat bekend onder de naam Viihad Fanutqs q-dv Qsoms ŏ Ntuuqdes (vrij vertaald als "De Heilige Poort tussen Hemel en Aarde") en is een enorm bouwwerk dat enkele eeuwen geleden in het midden van Huurj-Qott werd opgericht. Het gebouw kent op straatniveau enkele sluiproutes er dwarsdoorheen, maar zich erdoorheen haasten om aan de andere kant te komen, mag niet, aangezien men een gepaste tijd aan religieuze bezinning moet wijden als men deze route neemt. Erlangs bevinden zich dan ook de nodige altaartjes, waar men een offerande kan brengen en over zijn eigen deugdelijkheid kan nadenken; of de sluiproute in de praktijk dus zoveel korter is dan om het hele gebouw heenlopen, valt te bezien.

Door de sluiproutes is het gebouw verdeeld in vier kwartieren, die elk aan een van de vier Deugden/Godheden (en hun tegenpolen) zijn gewijd. In het midden van het gebouw bevindt zich een grote ronde hal waar erediensten voor de Jraadqĕ en de Qosŏŏvut gehouden worden. Hier vindt ook elke drie jaar de kroning van de Karabijn plaats. Toegang tot de grote hal verkrijgt men via de vier kwartieren; wie een eredienst wil bijwonen, gaat meestal via een van de kwartieren naar binnen. De sluiproutes komen eveneens in deze hal uit, maar er is een buitenring die men kan nemen om de erediensten niet te verstoren. De sluiproutes nemen om de hal te betreden om de eredienst te bezoeken, is niet gewenst.

Het heiligdom heeft voor het grootste deel slechts een verdieping (namelijk de begane grond), hoewel het plafond her en der hoger is vanwege loopbruggen over de sluiproutes. Op elk van de vier hoeken staan daarnaast torens.

Voormalig Prins-Karabinaal paleis

Pad Gai Basiliek

De Pad Gai Basiliek (Kjrăpowsĕ Pad Gais ofwel 'Basiliek van de Eervolle Herinnering') in Jsorbon werd in 7082 gebouwd in opdracht van rijke Sambeekse handelaars. De Basiliek valt op doordat hij qua stijl eerder aansluit bij de cultuur van Scalva dan bij de religieuze culturen van Sambekistan, verklaard door de locatie van het eiland Jsorbon aan de westelijke kant van de Sambeekse Zee. De Basiliek is de hoofdzetel van de Confituur van Jsorbon.

Erdeukistische onderwijsinstellingen

Erdeukistische Universiteit in Huurj-Qott

Deze universiteit is nauw verbonden aan de Viihad Fanutqs.

Deukisme in de praktijk

Huwelijk en gezin

Op basis van de manier waarop de Jraadqĕ en de Qosŏŏvut met elkaar omgaan, wordt het huwelijk onder Deukisten voorgesteld als een eeuwige strijd. In de traditionele Sambeeks-Bitheïstische samenleving resulteerde dit in een situatie waarin een man (de Jraadqĕ) en een vrouw (de Qosŏŏvut) samen waren totdat er een kind geproduceerd werd (het 'Uitkomen van het Ei'); daarna werd de vrouw (de 'Eerste Qosŏŏvut') geacht het gezin te verlaten en nam de man de opvoeding van de kinderen op zich (de 'Tweede Qosŏŏvut') en voorzag hen zodra ze meerderjarig werden van een partner: hoewel er in de geschiedenis van het universum volgens het Sambeeks-Bitheïsme altijd maar één Jraadqĕ was, waren menselijke mannen niet onsterfelijk en door hun kinderen aan een partner te koppelen, creëerde hij als het ware een voortzetting van zijn Jraadqĕ-schap. Zodra een een huwelijk (de 'Overgang') voltrokken was, werd ook de vader (die ten opzichte van het getrouwde kind nu Jraadqĕ-af was) geacht zich niet meer als vader met zijn kind te bemoeien.

Na de geboorte van een kind gingen zowel de man als de vrouw daarna op zoek naar een nieuwe partner om dit alles te herhalen. Hoewel mannen in theorie meerdere vrouwen tegelijk konden bedienen, was dit verboden, vermits de Jraadqĕ en de Qosŏŏvut ook altijd maar met z'n tweeën waren. Zowel mannen als vrouwen hadden dus meestal wel meerdere kinderen, maar nooit bij dezelfde partners; in kleine gemeenschappen was hierdoor iedereen wel op de een of andere manier familie van elkaar, wat op den duur leidde tot genetische afwijkingen - een toestand waar Suqolik de Wijze in zijn Schrijfselen korte metten mee maakte door een nieuwe benadering van huwelijk en gezin voor te stellen.

Volgens de Deukistische benadering van familie moeten beide ouders voorgesteld worden als de Jraadqĕ, terwijl het gezin als geheel de Qosŏŏvut representeert en de kinderen gezamenlijk het 'Ei', dat uitkomt wanneer alle kinderen volwassen en getrouwd zijn. Deukisten zien alle ouders van alle tijden als één grote, continue, verbonden Jraadqĕ.